Frederik Philip Louis Constant van Lingen

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Frederik Philip Louis Constant van Lingen (Hurwenen, 15 april 1832 - Velp, 31 augustus 1913) was een ijveraar voor christelijk middelbaar onderwijs, kerkherstel, en grondlegger van de Theologische Universiteit Apeldoorn.

Van Lingen hoort thuis in de rij namen van Willem Bilderdijk, Da Costa, Groen van Prinsterer, Hendrik de Cock, Abraham Kuyper, Herman Bavinck en meerderen, maar bleef desondanks 'de man in de schaduw'.

In 1848 werd hij als theologisch student aan de universiteit van Leiden ingeschreven. Deze universiteit was inmiddels een bolwerk van de moderne theologie geworden. De theologie en de 'visie op de Bijbel' werden geheel beheerst door de wijsbegeerte en het geloof in de 'Godheid van Christus' werd beschouwd als ongeloofwaardig. Toen van Lingen zijn studie hier afgerond had, werd hij in 1854 als predikant in de Nederlands Hervormde Kerk toegelaten.

Zijn eerste arbeidsveld werd Hensbroek waar hij op 14 januari 1855 bevestigd werd. Van Lingen bleek als predikant over grote talenten te beschikken. Zeer groot was zijn kennis van de klassieken en klassieke talen. Persoonlijke vrede had hij echter niet. Door de lezing van een boekje getiteld: Zij gij wedergeboren? kwam er een verandering in zijn leven. Na zijn verblijf in Hensbroek, werd hij predikant in Broek op Langendijk, een rechtzinnige enclave in het overwegend vrijzinnige Noord-Holland.

Strijd om kerkherstel[bewerken | brontekst bewerken]

Ds. Van Lingen leed aan het feit dat de kerk in zijn dagen in 'diep verval' was en begon actie te ondernemen 'tot herstel der aloude waarheid'. De Nederduitse Gereformeerde Kerk (sinds 1816 Nederlands Hervormde Kerk) was door de overheid aan banden gelegd en kon geen enkele vuist meer maken tegen 'opkomende dwalingen' zoals in de 17de eeuw tegen de remonstranten' gebeurd was. Door het 'ideaal van tolerantie' was de deur van de kerk in de 18de eeuw wijd open gezet voor een verscheidenheid aan afwijkende theologische opvattingen ten opzichte van de orthodoxe belijdenis.

Een tegenreactie op het verval in de kerk was het reveil dat zich voornamelijk bewoog in kringen uit de hogere volksklasse. Een tweede tegenbeweging was de 'Afscheiding van 1834', voortgekomen vanuit vooral de lagere arbeidersklassen, maar gesteund door enkele jonge orthodoxe predikanten (De Cock, Scholte, Brummelkamp, Van Velzen, Van Raalte en Gezelle Meerburg). Er bleven echter nog veel orthodoxe groeperingen in de Nederlands Hervormde Kerk achter die bleven strijden. Tot deze laatste groeperingen behoorde van Lingen in eerste instantie.

Het eerste middel dat Van Lingen - inmiddels Hervormd Predikant in Zetten - aangreep was de 'Heraut'. Door middel van talloze artikelen in dit blad deed hij een poging om 'den geest der dwalingen' te bestrijden. Daarnaast was hij betrokken bij de 'Vrienden der waarheid', en de 'Vereniging tot verdediging van de leer en de rechten der Hervormde Kerk' of de Confessionele Vereniging en hield door het hele land veel spreekbeurten. Van Lingen zag echter in, dat het bereik van deze pogingen beperkt bleef. Daarom richtte hij zich op een derde middel tot kerkherstel, namelijk het onderwijs. Noodzakelijk was gedegen christelijk onderwijs in een rechtzinnige setting. Voor Kuyper was dit de aanleiding tot de oprichting van de Vrije Universiteit. Van Lingen legde de grondslag voor een Christelijk Gymnasium in Zetten die op 8 december 1864 werd geopend.

Stichting theologische School Christelijke Gereformeerde Kerk[bewerken | brontekst bewerken]

In 1880 was Van Lingen betrokken bij de doleantie beweging. Toch was hij spoedig teleurgesteld in deze beweging en voegde zich bij de Christelijke Gereformeerde Kerk, een kerkverband dat bestond sinds 1869. Met zijn collega ds. J. Wisse stelde van Lingen een bezwaarschrift op tegen de vereniging met de dolerenden. Het bezwaarschrift werd ondertekend door 700 leden van de Christelijke Gereformeerde Kerk die dit kerkverband na 1892 voortzette. Als zodanig legde Van Lingen de grondslag voor een Theologische School in Rijswijk, later gevestigd in Apeldoorn. Prof. J.J. v.d. Schuit, een van zijn leerlingen, schreef over hem:

Zijn fijn profiel, zijn heldere blik, zijn rustige houding, alles was welsprekend bij Van Lingen en kenmerkte de man van wetenschap, die zijn stof au fond beheerste. En daarbij, het was alles bij Van Lingen zo natuurlijk, zo gewoon, zo vanzelfsprekend, dat men steeds onder de indruk van zijn persoonlijkheid kwam. Maar wat bovenal Van Lingen sierde, was zijn diepte van geestelijk leven, was zijn innige Godsvrucht.

— Prof. J.J. van der Schuit

Op de stichting van deze theologische School werd vanuit de Gereformeerde kerken nogal meewarig meegekeken omdat onder de docenten geen gepromoveerde 'doctoren' waren. Het oogmerk van Van Lingen was echter niet wetenschappelijke vorming van predikanten alleen. Nodig zijn jongelieden die niet zonder bekering en wedergeboorte als evangeliedienaar de kerken als predikant kunnen dienen.

Hoe hoog wij de wetenschap ook stellen en prediking der objectieve verlossing nodig achten, zonder de subjectieve, de bevindelijke waarheid achten wij die zonder nut voor de eeuwigheid. Wij mogen het volk niet van haar waarachtig zielenvoedsel berooft laten.

— Ds. F.P.L.C. van Lingen

Toen de school bij het aanbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 te maken had met een groot aantal aanmeldingen sprak zijn collega ds. H. Janssen: Heeft het verloren gaan van zielen hen al eens een nacht slapen gekost? En Van Lingen voegde daaraan toe: Is het hun enige honderden gulden minder salaris waard?

Wat zal de uitnemendste opleiding baten als de Heere hen niet heeft uitgestoten en uitstoot, telkens weer? Want het is hard werken in de oogst: een herder heeft nooit vakantie en in de oogst mag men niet slapen! Een goede duw is nu en dan hard nodig. Welnu, allen naar de Heere des oogstes toe! En gevraagd om dat stoten! Want niet vader en moeder, enz. moeten stoten, maar de Heere. Als Hij stoot, gaat het niet meer over! Dan komen zij aan, door goddelijk licht geleid!

— Ds. F.P.L.C. van Lingen

Bijbelverklaring en vertaling[bewerken | brontekst bewerken]

Vanwege zijn grondige kennis van de klassieke talen was Van Lingen ook actief op het gebied van Bijbelvertaling en Bijbelverklaring. Zo werkte hij aan de uitgave van een Bijbelverklaring van Karl August Dächsel in het Nederlands. Nagenoeg ieder vers werd van commentaar voorzien en Van Lingen voegde ook veel uitspraken toe uit een brede waaier van theologen. Ook de opkomst van de moderne (Leidse) Bijbelvertaling riep om een tegenreactie en Van Lingen voelde zich op hoge leeftijd nog gedrongen om daaraan mee te werken. Met zes andere predikanten (P. Veen, predikant te Zutphen, D. van Krevelen, predikant te Lichtenvoorde, en L. W. Bakhuizen van den Brink, predikant te Utrecht), nam hij het initiatief (hoewel geen kerkelijk mandaat) voor 'een nieuwe vertaling van de Bijbel, zo getrouw mogelijk aan de grondtekst, vervaardigd wordt door bekwame mannen, die op de hoogte van de hedendaagse wetenschap staan en onvoorwaardelijk vast houden aan het gereformeerde beginsel: de Heilige Schrift is Gods Woord'.

Op 31 augustus 1913 overleed ds. Van Lingen

Publicaties[bewerken | brontekst bewerken]

Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]

  • Ambtsbroeders. Uit het leven ds. F. P. L. C. van Lingen en ds. Jac. Wisse door ds. H. van der Ham; uitgave De Roo, Zwijndrecht (2016)
  • Sions heil en troost, overdenkingen en levensbeschrijvingen van Christelijke Gereformeerde predikanten: F.P.L.C van Lingen, J. wisse, P.J.M. de Bruin, H. Janssen, F. Lengkeek, door ds. H. van der Ham, uitgave De Groot Goudriaan (1997)
  • De man in de schaduw, ds. van Lingen, strijder voor het christelijk middelbaar onderwijs en kerkherstel, door ds. W. Ruiter, uitgave Wever Franeker (1965)