René Maere

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
René Maere

René Maere (Deinze, 14 september 1869 - 20 maart 1950) was een Belgisch rooms-katholiek priester, hoogleraar kunstgeschiedenis en archeologie aan de Katholieke Universiteit Leuven.

Levensloop[bewerken | brontekst bewerken]

Na zijn humaniora trad Maere in het Gentse seminarie. Vandaar vertrok hij naar de Gregoriana in Rome en werd er in 1892 tot priester gewijd. Hij promoveerde er tot doctor in de wijsbegeerte en tot doctor in de godgeleerdheid. Onder leiding van prof. Marucchi, initieerde hij zich in de christelijke oudheidkunde.

Vanaf 1896, terug in België, studeerde hij kerkgeschiedenis aan de KU Leuven, onder leiding van prof. Alfred Cauchie. Hij werd vaste medewerker van het door Cauchie en Paulin Ladeuze gestichte Revue d'histoire ecclésiastique. Hij bleef gedurende een halve eeuw trouw aan het tijdschrift, waarin hij studies publiceerde en ook een honderdtwintigtal boekbesprekingen. Hij werd ook bibliothecaris van de Universiteitsbibliotheek naast Joseph de Ras (1902-1912).

Hoewel in 1900 benoemd als hoogleraar theologie in de faculteit godgeleerdheid, werd kunstgeschiedenis zijn hoofddomein. Vanaf 1901 leidde hij de archeologische afdeling en werd het uitbreiden van de leerstof kunstgeschiedenis zijn levenstaak. Van een vrije leergang evolueerde het doceren van de kunstgeschiedenis tot de oprichting van een volwaardig Kunsthistorisch Instituut, met een studieprogramma over vier jaar, met een museum en didactische collecties, met een uitgebreid team van professoren en docenten, met talrijke studenten en met menigvuldige wetenschappelijke prestaties. Maere werd er de eerste voorzitter van en bleef dit tot in 1948. Hij doceerde talrijke vakken en begeleidde zorgvuldig de studenten in hun verhandelingen voor het bekomen van de licentiaats- of doctorstitel.

Van 1914 tot 1919 was hij legeraalmoezenier in het Belgisch leger.

Hij werd in zijn tijd beschouwd als de belangrijkste Belgische kenner van de geschiedenis van de religieuze kunst. Hij was ook gedurende meer dan veertig jaar de titularis van de cursus christelijke archeologie.

Eerbetoon[bewerken | brontekst bewerken]

Zijn bibliotheek met 900 boeken over kunstgeschiedenis en archeologie, schonk hij aan de Leuvense Universiteitsbibliotheek.

Publicaties[bewerken | brontekst bewerken]

Maere publiceerde meer dan honderd studies in boek- of artikelvorm. Onder meer:

  • (samen met Edouard de Moreau) L'abbaye de Villers-en-Brabant au XIIe et XIIIe siècles: étude d'histoire religieuse et économique, 1909.
  • (samen met Alfred Cauchie) Recueil Des Instructions Generales Aux Nonces de Flandre (1596-1635), 1916
  • Les Églises de Chaussée-Notre-Dame, de Horrues et de Saint-Vincent à Soignies, Mons/Frameries, 1930.
  • (Samen met Stephan Mortier) La crypte de l'église de Messines, in: Bulletin van de Koninklijke Commissie voor Kunst en Oudheidkunde, 1930.
  • L’étude de l’archéologie chrétienne en Belgique, 1830–1930, in: Revue d’histoire ecclésiastique, 1931.
  • De lakenhalle van Leuven en de Brabantsche hooggothiek, Standaard Boekhandel, 1944.
  • De sacramentstorens van Leuven, Antwerpen, Nederlandsche Boekhandel, 1946.

Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]

  • J. LAVALLEYE, In memoriam Monseigneur René Maere, professeur émérite à la Faculté de Droit Canon, ancien‐président de l’Institut supérieur d’Archéologie et d’Histoire de l’Art, Annuaire de l’UCL, 1949‐1950 .
  • In memoriam Mgr René Maere, Deinze, Kring voor Geschiedenis, Kunst en Erfgoed, 1951.
  • Raymond LEMAIRE, In memoriam René Maere, in Belgisch Tijdschrift voor Oudheidkunde en kunstgeschiedenis, 1951.
  • J. LAVALLEYE, L’Institut Supérieur d’Archéologie et d’Histoire de l’Art de l’Université Catholique de Louvain. Histoire et témoignage, Revue des archéologues et historiens d’art de Louvain, 1969.
  • Herman STYNEN, De onvoltooid verleden tijd. Een geschiedenis van de monumenten- en landschapszorg in België 1835-1940, Brussel, Stichting Vlaams Erfgoed, 1998.

Externe link[bewerken | brontekst bewerken]