Wikipedia:Humor en onzin/Onbewoond weiland

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Een onbewoond weiland is een stuk weidegrond (doorgaans met grassen begroeid) waarop zich geen permanente bewoning bevindt. Onbewoonde weilanden kunnen omheind zijn; in sommige gevallen zijn ze ommuurd, al zijn onbewoonde weilanden slechts zelden overdekt. Het leeuwendeel van de onbewoonde weilanden bevindt zich voor zover bekend binnen de bewoonbare zone van een sterrenstelsel.

De bewoning waarom het in deze context gaat, is veelal bewoning door mensen, al kan men opperen dat ook andere levende wezens, zoals wormen, slakken en rundvee langdurig op een weiland verblijven en het zodoende bewonen. Waarlijk onbewoonde weilanden zijn in deze laatste definitie weides waarop überhaupt geen levende wezens vertoeven; het feit dat grassen, mossen en bloemen echter een levenscyclus doormaken, maakt het aantal daadwerkelijk onbewoonde weilanden, althans op de planeet Aarde, bijzonder gering. Dit staat bekend als de paradox van Weiland-Pasteur, vernoemd naar de 18de-eeuwse onderzoekers Albrecht Münchhausen Weiland (1693-1758) en Louis Cyrano Pasture de Bergérac (1703-1780), die als grondleggers van de pasturologie gelden.

Onbewoondheidscriteria[bewerken | brontekst bewerken]

Om vast te leggen aan welke voorwaarden een perceel moet voldoen om als onbewoond weiland te gelden, kan men van diverse maatstaven gebruikmaken: er bestaan twee pasturologische stromingen binnen dit paradigma. De traditionele strekking betoogt dat een weiland van alle levende wezens wars moet zijn, inclusief van gras, terwijl de moderne indeling uitgaat van een geschakeerde overgang tussen ‘bewoond’ en ‘onbewoond’. Recente classificatiesystemen, zoals dat van Daisy Meadows, opperen dat de aanwezigheid van bloemen een weiland niet bewoond maakt; een dergelijke weide behoort dan tot ‘bewoondheidsklasse F’. De aanwezigheid van geiten en schapen kwalificeert een weiland daarentegen voor ‘bewoondheidsklasse C’.

Ontologische implicaties[bewerken | brontekst bewerken]

De controverse omtrent de onbewoondheid van weilanden leidde medio jaren 80 tot verhitte debatten tussen geologen en pantheïsten. Het geschilpunt was de vraag of rotsen en kiezelstenen die zich op een weiland bevinden dat weiland ‘bewonen’: immers, een weide die geen planten of dieren bezit, kan desondanks bezaaid zijn met rotsblokken. De consensus dat een rots niet ‘woont’ maar zich hooguit ‘bevindt’, werd en wordt aangevochten door aanhangers van de theorie dat het transcendente leven zich overal bevindt — dientengevolge worden weilanden waarop stenen liggen door die stenen bewoond. Dit heeft belangrijke implicaties voor rotsachtige planeten zoals Mars en Mercurius, die volgens deze laatste opvatting vrijwel uitsluitend uit bewoonde weilanden zouden bestaan; bijgevolg telt het universum weinig tot geen onbewoonde weilanden. Tegenstanders brengen hiertegen in dat percelen op Mercurius niet aan het omheindheidscriterium voldoen, waardoor een cruciale premisse ontbreekt om voor de kwalificatie ‘weiland’ in aanmerking te komen.

Potentiële niet-bewoners van weilanden[bewerken | brontekst bewerken]

  • Vogelbekdieren
  • Lieveheersbeestjes
  • Arsinoitheria
  • Ambtenaren van loonschaal D
  • Pokkenvirussen
  • King Charles-spaniëls
  • Futen