Cornelis Charles Six van Oterleek

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Bruxellensis~nlwiki (overleg | bijdragen) op 2 dec 2012 om 09:47. (→‎Persoonlijk leven)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.

Cornelis Charles baron Six, heer van Oterleek en Laag-Teylingen (Amsterdam, 30 september 17723 juni 1833 Utrecht), was een Nederlands politicus.

Persoonlijk leven

Six was een zoon van mr. Willem Fabricius Six, heer van Oterleek en Laag-Teylingen (1725-1807) en Alpheda Louisa de Visscher (1738-1810). Hij huwde in 1797 met A.H. ter Borch (1775-1815) en in 1821 met jkvr. S.Th. Gansneb genaamd Tengnagel (1788-1861). Er waren 8 kinderen uit het eerste huwelijk en één uit het tweede.

Hij werd op 16 september 1815 verheven in de Nederlandse adel met het predicaat jonkheer; op 21 december 1820 werd hem verleend de titel van 'baron' bij eerstgeboorte.

Loopbaan

Hij studeerde Romeins en hedendaags recht aan de Hogeschool te Leiden, en promoveerde in juli 1792 op de dissertatie "De edicto Nannetensi". (Dissertatie geschreven met medewerking van H.C. Cras.)

Na een aantal ambten te hebben bekleed en commissaris-generaal tijdens de veldtocht tegen de Fransen (1794) te zijn geweest werd hij in 1795 advocaat te Amsterdam.

Hij werd in maart 1803 lid van de municipaliteit van Amsterdam en was lid van het Wetgevend Lichaam voor het departement Holland (15 mei 1805 tot 24 juli 1806 en van 4 oktober 1806 tot 11 november 1807). Na een aantal bestuurlijke functies was hij lid van de 'Staatsraad' (1808), de 'Raad voor Zaken van Holland' te Parijs (juli - oktober 1810), de 'Grote Vergadering van Notabelen' voor het departement Zuiderzee (1814).

Hij was vanaf 6 april 1814 secretaris van staat voor Financiën en na het verkrijgen van de soevereiniteit voor de Nederlanden, Minister van Financiën, (tot 11 april 1821) en directeur-generaal van 's Lands Amortisatiekas (23 maart 1816 – 1 januari 1821).

Als minister haalde hij Koning Willem I over hoge invoerrechten op suiker en koffie op te leggen teneinde de uitgaven voor de door de grote mogendheden geëiste vestingen aan de Franse grens op de staatsbegroting in evenwicht te brengen. Het bij de Tweede Kamer ingediende voorstel werd, met steun van Kamerleden uit de Zuidelijke Nederlanden, aangenomen voor de periode 1818-1819.

Op 21 december 1820 werd hij benoemd tot Minister van Staat.

Vanaf 16 september 1815 was hij ook lid van de Ridderschap van Holland.

Hij kreeg onderscheidingen als Ridder en Commandeur (1808) in de 'Orde van de Unie' en ontving het Grootkruis in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Hij werd officier van het Legioen van Eer.

Voorganger:
I.J.A. Gogel
Secretaris van Staat van Financiën
1814-1815
Opvolger:
-
Voorganger:
-
Minister van Financiën
1815-1821
Opvolger:
F.A. Noël Simons a.i.