Gebruiker:Halandinh/Junyo Maru

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie


Dit was de eerste tekst die is neergezet in het artikel Junyo Maru op 28/01/07. Zie de geschiedenis van dit artikel hoe ik er aan ben gekomen. Hsf-toshiba 29 jan 2007 11:53 (CET)


De Junyo Maru was een Japans vrachtschip dat tijdens de Tweede Wereldoorlog op 18 september 1944 is getorpedeerd door de Britse onderzeeboot HMS Tradewind.

Inleiding[bewerken | brontekst bewerken]

In de voormalige kazerne van het 10e infanterie bataljon van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger in Batavia, worden krijgsgevangenen vastgehouden. Deze krijgsgevangenen waren van verschillende nationaliteiten en van verschillende legeronderdelen. Nieuwe gevangenen uit andere delen van de archipel werden naar andere kazernes getransporteerd. Deze gevangen werden als zakken zand behandeld. Meestal kregen ze niet te horen waar ze heen werden gebracht of wat er zou gebeuren.

Een groep van 1600 mannen bereiden zich in de nacht van 15 op 16 september voor op een transport. Deze mannen waren eerder gezond verklaard en zouden de reis kunnen volbrengen. Waar de reis hen heen zou brengen en wat hen te wachten stond, werd nog steeds niet verteld. Het grootste deel van de groep bestond uit leden van de vroegere Stadswacht van Batavia. Verder waren er ook Britse, Australische en Amerikaanse gevangene militairen. Van de groep waren er door de Jappen ongeveer driehonderd KNIL-militairen geselecteerd. Deze groep bestond uit Nederlanders, Ambonezen en Menadonezen. Ook een relatieve kleine groep van burgers en personeelsleden van de koopvaardij werden getransporteerd naar het onbekende.

De groep van gevangen werd op vrijdagmorgen 15 september per trein vervoerd vanaf het station van Senen naar de haven van Batavia. In de haven zien ze een groot schip liggen. Dit schip is oud en roestig en lijkt geen naam te hebben. Op de schoorsteen zijn letters te zien, maar er valt niet veel van te maken. Het schip blijkt de Junyo Maru te zijn.

Bij aankomst in de haven worden ook ruim 4200 Javaanse werksoldaten in het schip als zakken zand ingeladen. Deze soldaten werden aangeduid als ramoesja's en zaten in het vooronder. Ook de groep die per trein naar de haven werden vervoerd werd het schip in gedreven. Bij het vertrek van het schip zitten er 1100 Nederlanders, ongeveer 1100 Britse en Amerikaanse krijgsgevangenen en 4200 Javaanse contractarbeiders aan boord. Vermoedelijk waren er ook ongeveer 1100 Jappen aanwezig die de reis begeleidden.

Aan boord op het schip[bewerken | brontekst bewerken]

Het schip vertrekt op zaterdag 16 september vanuit de haven van Batavia in noordwestelijke richting. Het schip wordt geëscorteerd door twee Japanse korvetten. Nog steeds is nog niet verteld, waar de reis heen zou gaan. De opvarenden zien wel dat het schip erg oud is en in zeer slechte staat verkeerd. Achterstallig onderhoud is zichtbaar en overal is er roest. Het lijkt er op dat het schip nog nooit is schoongemaakt. Zo zijn er sporen van cement en koolstof aanwezig, die van eerdere reizen afkomstig zijn.

Door de hitte en de viezigheid, komen er ziektes aan boord, zoals dysenterie. Het beetje water wat er wel aanwezig was, was niet bestemd voor de gevangenen, maar voor de Jappen die de reis begeleidden. De gezondheid van de gevangenen ging snel achteruit.

De omstandigheden zijn verre van ideaal aan boord. De hitte is ondraaglijk, maar als de westkust van Sumatera in zicht is, is het weer zeer slecht. Het regent en de temperatuur daalt. De volgende dag was het weer anders en was het weer heet. Door uitputting waren er al enkele gevangen gestorven. Deze gevangenen werden ceremonieloos overboord gegooid.

Op maandagmiddag doet een zware explosie het hele schip schudden. Delen van het schip vliegen alle kanten uit. Ondertussen was het doodstil op het schip. Om paniek te voorkomen delen de Jappen mede dat de motoren van het schip zijn uitgevallen, maar kort daarna is er een tweede explosie te horen. Een vrachtwagen die in het ruim stond raakte los en heeft enkele opvarenden geplet. Overlevenden kropen over elkaar heen en liepen naar het dek en sprongen de zee in. Ook al konden sommigen niet zwemmen. Velen konden zich redden door zich vast te houden aan vlotten. Op dit momen was het nog tamelijk rustig aan boord, niet iedereen zouden zich niet realiseren, dat het schip zinkende is.

Uiteindelijk duurt het twintig minuten voordat het schip zinkt in de golven, vijftien kilometer ten westen van Bengkulu voor de westkust van Sumatera. Vermoedelijk hebben maar 200 opvarenden de ramp overleefd.

HMS Tradewind[bewerken | brontekst bewerken]

Enkele uren voordat de Junyo Maru werd getroffen door de torpedo's, werd door een low power periscoop een sliert rook aan de horizon gezien. De Tradewind, die in januari 1944 aan de onderzeebootvloot van de geallieerden, had als opdracht om Japanse vrachtschepen te torpederen om te voorkomen, dat de Jappen de manschappen in Nederlands-Indië konden bevoorraden.

Eind 1942 heeft het Internationale Rode Kruis er bij Japan op aangedrongen om de Conventie van Genève te respecteren. Dit betekent dat Japan zich zou moeten houden aan voorschriften over bijvoorbeeld de wijze waarop men om dient te gaan met krijgsgevangenen. Zo moet er bij vervoer van gevangenen een groot rood kruis zichtbaar zijn, opdat de geallieerden weten dat het schip met rust kunnen laten. Bij de laatste tocht van de Junyo Maru heeft het schip geen rood kruis gevoerd.

Kapitein Maydon van de Tradewind besluit om dichterbij te gaan varen, om later vier torpedo's af te voeren, die allen doel treffen.

Redding door de korvetten[bewerken | brontekst bewerken]

Een half uur nadat het schip is gezonken, komt één van de begeleidende korvetten terug om drenkelingen op te pikken. Dit gebeurt echter maar mondjesmaat, veel drenkelingen moeten zich maar zien te redden op open zee.

De opgeviste drenkelingen hielden elkaar wakker aan boord van één van de korvetten. Gevangenen die in slaap waren gevallen of verzwakt waren, werden zonder pardon weer overboord gegooid. De gevangenen die wel bleven leven werden later als slaven ingezet bij de aanleg van de 220 kilometer lange spoorlijn tussen Pakan Baroe en Muare.

Trivia[bewerken | brontekst bewerken]

  • De mannen moesten hun ontlasting op een pisanblad aan de Jappen laten zien, om vast te laten stellen dat ze geen dysenterie hadden.