Gebruiker:Karmakolle/Casan

Chronologisch in orde van verschijning:

Zanetta Casanova (1708-1776), geboren Giovanna Farussi: moeder van Casanova
Marsia Farussi (ca. 1669-1743): grootmoeder van Casanova. Ze voedde hem op en nam hem mee naar de "heks van Murano".
Bettine of Bettina Gozzi: dochter van de dokter bij wie Casanova verbleef in Padua en zijn eerste seksuele ervaring in rivaliteit met medeleerling Candiani (1734). Omwille van vermeende krankzinnigheid werd ze onderworpen aan het exorcisme van pater Mancia.
Gasparo Malipiera: Bejaard Venetiaans senator. Hij ontving de toen getonsureerde Casanova gastvrij aan zijn tafel en liet zijn favoriet kennismaken met wereldse dames en hommes d'esprit (1740-41).
Teresa Imer: danseres, theaterdirectrice. Casanova leerde haar kennen bij Malipiera, die haar vergeefs het hof maakte. Getrouwd met Pompeati en daarna Cornelis, was ze moeder van verschillende buitenechtelijke kinderen, waaronder de kleine d'Aranda en twee mogelijke dochters van Casanova, Wilhelmina en Sophie.
Nanette of Nanetta Savorgnan: zus van Marton; minnares van Casanova die rond 1745 intrad
Marton of Marta Savorgnan: zus van Nanette; minnares van Casanova die rond 1745 intrad
Juliette of Giulia Preato, ook La Cavamacchie: zangeres en courtisane in Venetië
Thérèse of Teresa Bellino: Casanova ontmoette haar in 1744 te Ancona.
Donna Lucrezia, misschien Anna Maria d'Antoni: 1744 ontmoet
Henriette, mogelijk Marie-Anne d'Albertas (1722-1792) of Adelaïde de Gueidan: Provençaalse edelvrouw die Casanova in een Itaiaanse herberg ontmoette (1749). Tussen hen bestond een diepe, levenslange affectie.
Familie Balletti: rondreizende dansers en acteurs. Manon Balletti leerde hij kennen in Parijs (1757).
Markiezin d'Urfé: Een schatrijke oude dame wiens zwak voor alchemie en het occulte door Casanova werd uitgebuit, naar eigen zeggen omdat het toch niet uit haar hoofd viel te praten en hij zichzelf boven andere profiteurs verkoos. Ze maakten kennis in 1757 in Parijs. Als Oromasis hielp hij haar te 'regenereren' door haar zwanger te maken van haar volgende incarnatie. Hij liet haar sterven in 1763, waarschijnlijk om niet te moeten toegeven dat ze met hem brak nadat de zwangerschap een illusie was gebleken.
Matteo Bragadin: Venetiaanse senator die Casanova beschermde en financieel bijstond, na hun ontmoeting op 29 april 1746 waar Casanova hem van dienst was geweest.
Marco Dandolo: Met Bragadin en Barbaro een vriend en beschermheer van Casanova.
Marco Barbaro: Met Bragadin en Dandolo een vriend en beschermheer van Casanova.
Angela Tosello

Giacoma (Camille) Véronèse: minnares van Casanova
F. of T., gravin van Seguro (Sigouros): Griekse minnares van Casanova
Esther of D.O., mogelijk Lucia Hope of Hester Hooft: elfjarige koopmansdochter die in 1758-59 op intieme voet stond met Casanova.
Vrouw van ridder Z.: minnares van Casanova
Griekse slavin: ze had in het lazaret van Ancona een door omstandigheden niet-geconsumeerde verhouding met Casanova, maar zeven maanden later ontmoetten ze elkaar opnieuw en vervulden ze in allerijl hun wensen na haar Turkse meester om de tuin te hebben geleid.
Zaïre: Russische boerendochter en minnares van Casanova
Zelmi: dochter van Joesoef Ali in Constantinopel
Zenobie: Milaan 1763
Lia, dochter van Mardoqué: fictieve naam van een Joodse schone die Casanova aanvankelijk afwees.

M.M. of Marie-Mathilde: Venetiaanse non in het klooster Santa Maria degli Angeli van Murano met wie Casanova in 1754 vurige liefdesbetrekkingen onderhield. Waarschijnlijk ging het om Marina Maria Morosini.
La nouvelle M.M.: non in Chambéry die sprekend op M.M. lijkt en zich ook laat verleiden.
C.C. of Caterina Capretta: Venetiaanse koopmansdochter, in 1758 getrouwd met een advocaat, die een liefdesrelatie had met Casanova. Toen naderhand zijn voorliefde uitging naar M.M., hielp ze hem daarin en bleef ze hem gunsten verlenen.
Abbé de Bernis: Frans ambassadeur in Venetië die de libertijnse levenswandel van Casanova deelt.
Marcoline: 17-jarige Venetiaanse schoonheid die Casanova in 1763 afhandig maakte van zijn jongere broer Luigi. Hij bracht haar van Genua naar Marseille en Lyon, waar hij haar afstond aan de uit Londen terugkerende Venetiaanse ambassade.
Jeanne de Châtelet-Fresnières: minnares van Casanova

Francesco Casanova (1727-1802): 'Checco' was de jongere broer van Casanova en schilder
Gaetano Alvisio (Luigi) Casanova (1734-83): jongste broer en onderdiaken. Hij was getuige voor Passano in diens beschuldiging van geldsnoeierij tegen Casanova. In Marseille stuurde Casanova hem naar Parijs en in Parijs naar Rome.
Voltaire:
Johann Winckelmann:
Paus Benedictus XIV: als kardinaal Acquaviva had hij Casanova in zijn dienst (1744)
Paus Clemens XIV:
Catharina de Grote: tsarin
Frederik de Grote:
Lodewijk XV:
Stanislaus August Poniatowski:
Lorenzo Basadonna: Cipier van Casanova die in de problemen kwam na diens ontsnapping.
Francesco Soradaci: barbier-pruikenmaker die een cel deelde met Casanova in het Dogenpaleis (1756).
Marin Balbi: Monnik en celgenoot van Casanova die hem tegen wil en dank vergezelde op zijn ontsnapping uit de Piombi.
Leduc: kamerbediende van Casanova, met spijt ontslagen.
Gaetano Costa: secretaris-bediende van Casanova in 1760-61, die zich onbetrouwbaar toonde in verband met markiezin d'Urfé.
Giacomo Passano: Genuese avonturier die door Casanova werd weggestuurd nadat hij een operatie met markiezin d'Urfé had tegengewerkt. Hij nam wraak door Casanova te beschuldigen van geldsnoeierij, wat hem in Lyon in een lastig parket bracht.
Clairmont: Kamerbediende van Casanova tot zijn dood in 1763

Anna Binet(ti): danseres

Marine: zus van Cécile, zogezegd zus van Bellino-Thérèse
Orio: minnares van Casanova
Rosalie: minnares van Casanova, die voor haar rond 1761 een huwelijk met Paretti regelde.
Pels en Bicker
Jonkvrouw Stuard, waarschijnlijk Marie Des Grafs: avonturierster en minnares van Casanova
Laura Corticelli: La Corticelli was een minnares van Casanova. Ze hielp hem bij het bedriegen van markiezin d'Urfé, maar probeerde hem dan af te persen. Aan lager wal geraakt in Parijs, redde Casanova haar van de schuldgevangenis en wilde hij haar laten genezen van een venerische ziekte, maar ze stierf tijdens de kuur.
Maria Anna Corticelli: dochter van de vorige en danseres.
Giuseppe Pompeati: de 'kleine graaf d'Aranda', zoon van Teresa Imer, was een favoriet van markiezin d'Urfé en werd huisleraar van Lord Pomfret.
Wilhelmina Friederika Pompeati (1753-)?:
Sophie Wilhelmine Pompeati (1754-): Casanova hield haar voor een dochter bij Teresa Imer. Hij ontmoette haar als kleuter in Amsterdam en als puber in Londen, waar hij haar kostschool betaalde.
Irène Rinaldi: mogelijke buitenechtelijke dochter van Casanova, wat hem niet belette met haar het bed te delen in Avignon (1763). Eerdere ontmoeting in Genua, afgebroken door een dispuut met haar vader over biribi.
Hertog Etienne-François de Choiseul: Frans minister die Casanova met een opdracht belastte.

Familie Attendolo-Bolognini:
Andriana en Vicenzo Foscarini:
Carlo Raiberti-Nizzardi:
Antonio della Croce: ontmoette Casanova in 1753 en maakte hem peter van zijn dochter
Francesco Morosini: Venetiaans patriciër
Gama de Silveira: Portugese kardinaalssecretaris

Anton Raphael Mengs: schilder, avonturier en vriend
Graaf van Saint-Germain: volgens Casanova de Italiaanse violist Catalani
Edoardo Tiretta:
Carlo Tomatis:
Carlo Triulzi:
Pauline: Dochter van een Portugese graaf, die verkleed met haar geliefde naar Londen was gevlucht om te trouwen maar achterhaald werd en alleen moest ontschepen. In afwachting van toestemming om terug te keren ging ze inwonen bij Casanova en beleefden ze intense weken (1763).
Marianne de Boulainvilliers: Casanova kocht haar oorringen in Parijs en vond haar vier jaar later terug in Londen, waar ze La Charpillon heette. De Zwitserse schone bracht hem het hoofd op hol om hem ongelukkig te maken. Na dit mésaventure op zijn 38e begon hij naar eigen zeggen te sterven.