Naar inhoud springen

Gebruiker:Otto ter Haar/logica1

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Cijfers[bewerken | brontekst bewerken]

Symbolen[bewerken | brontekst bewerken]

  • Cijfers: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 0.
  • Predicaat: cijfer
  • Relaties tussen cijfers: ≡, ≢
symbool naam categorie ariteit argument1 argument2 waarde notatie
0 nul cijfers 0
1 één cijfers 0
2 twee cijfers 0
3 drie cijfers 0
4 vier cijfers 0
5 vijf cijfers 0
6 zes cijfers 0
7 zeven cijfers 0
8 acht cijfers 0
9 negen cijfers 0
cijfer cijfer predicaten 1 cijfers proposities cijfer .
identiek relaties 2 cijfers cijfers proposities .≡.
niet identiek relaties 2 cijfers cijfers proposities .≢.

De cijfers, het predicaat cijfer en de relaties tussen cijfers zijn formele syntaxis. Bij het predicaat cijfer plaatsen we om de leesbaarheid te verbeteren een spatie tussen predicaat en argument.

Metasymbolen[bewerken | brontekst bewerken]

  • Metavariabelen voor cijfers: c, d, e.
metasymbool categorie ariteit
c cijfers 0
d cijfers 0
e cijfers 0

Voorbeelden en toelichting[bewerken | brontekst bewerken]

  • cijfer c is de propositie die stelt dat c een cijfer is. Deze propositie is een syntactisch atoom.
  • c≡d betekent dat c en d het zelfde cijfer zijn.
  • d≢e betekent dat d en e verschillende cijfers zijn.
  • Alle proposities over cijfers zijn syntactische atomen.

De identiteitsregels voor cijfers[bewerken | brontekst bewerken]

De afleidingsregels voor de identiteitsrelatie, die we in de vorige paragraaf hebben geformuleerd of afgeleid, gelden voor alle categorieën dus ook specifiek voor cijfers.

Reflexiviteit, instantie van ≡RS0 met c als S0:

____ ≡Rc
c ≡ c

De bewijsregel ≡cijfer is de instantie van de bewijsregel S1 met cijfer als unair predicaat.

_____c ≡ d_____ ≡cijfer
cijfer c ≡ cijfer d

Symmetrie en transitiviteit:

c ≡ d ≡S
d ≡ c
c ≡ d   d ≡ e ≡T
      c ≡ e

Introductieaxioma's van cijfers[bewerken | brontekst bewerken]

Hieronder volgen de axioma's waarmee de tien cijfers worden geïntroduceerd.

_____ 1I       _____ 2I
cijfer 1         cijfer 2
_____ 3I       _____ 4I
cijfer 3         cijfer 4
_____ 5I       _____ 6I
cijfer 5         cijfer 6
_____ 7I       _____ 8I
cijfer 7         cijfer 8
_____ 9I       _____ 0I
cijfer 9         cijfer 0

Terug naar de inhoudsopgave

Niet-identiek zijn van cijfers[bewerken | brontekst bewerken]

De niet-identiek-relatie tussen eindsymbolen is symmetrisch:

c ≢ d ≢S
d ≢ c

Er zijn 45 niet-identiekheden tussen cijfers.

____ 0≢1     ____ 0≢2     ____ 0≢3     ____ 0≢4     ____ 0≢5     ____ 0≢6     ____ 0≢7     ____ 0≢8     ____ 0≢9
0 ≢ 1           0 ≢ 2         0 ≢ 3           0 ≢ 4         0 ≢ 5           0 ≢ 6           0 ≢ 7         0 ≢ 8           0 ≢ 9
____ 1≢2     ____ 1≢3     ____ 1≢4     ____ 1≢5     ____ 1≢6     ____ 1≢7     ____ 1≢8     ____ 1≢9
1 ≢ 2           1 ≢ 3         1 ≢ 4           1 ≢ 5         1 ≢ 6           1 ≢ 7           1 ≢ 8         1 ≢ 9
____ 2≢3     ____ 2≢4     ____ 2≢5     ____ 2≢6     ____ 2≢7     ____ 2≢8     ____ 2≢9
2 ≢ 3           2 ≢ 4         2 ≢ 5           2 ≢ 6         2 ≢ 7           2 ≢ 8           2 ≢ 9
____ 3≢4     ____ 3≢5     ____ 3≢6     ____ 3≢7     ____ 3≢8     ____ 3≢9
3 ≢ 4           3 ≢ 5         3 ≢ 6           3 ≢ 7         3 ≢ 8           3 ≢ 9
____ 4≢5     ____ 4≢6     ____ 4≢7     ____ 4≢8     ____ 4≢9
4 ≢ 5           4 ≢ 6         4 ≢ 7           4 ≢ 8         4 ≢ 9
____ 5≢6     ____ 5≢7     ____ 5≢8     ____ 5≢9
5 ≢ 6           5 ≢ 7         5 ≢ 8           5 ≢ 9
____ 6≢7     ____ 6≢8     ____ 6≢9
6 ≢ 7           6 ≢ 8         6 ≢ 9
____ 7≢8     ____ 7≢9
7 ≢ 8           7 ≢ 9
____ 8≢9
8 ≢ 9

Terug naar de inhoudsopgave

Indices[bewerken | brontekst bewerken]

Symbolen[bewerken | brontekst bewerken]

  • Functie: +
  • Relaties tussen indices: ≡, ≢
symbool naam categorie ariteit argument1 argument2 notatie
+ concatenatie functies 2 index cijfer .+.
identiek relaties 2 index index .≡.
niet identiek relaties 2 index index .≢.

Metasymbolen[bewerken | brontekst bewerken]

  • Metavariabelen voor indices: i, j, k.
metasymbool categorie ariteit
i indices 0
j indices 0
k indices 0

Voorbeelden en toelichting[bewerken | brontekst bewerken]

  • index k+c is de propositie die stelt dat de concatenatie k+c van de index k en het cijfer c een index is.
  • k≡j betekent dat k en j dezelfde index zijn.
  • i≢k betekent dat i en k verschillende indices zijn.
  • Alle proposities over indices zijn syntactische atomen.

Syntactische identiteit[bewerken | brontekst bewerken]

Bij indices is er een nieuwe opbouwbewijsregel nodig: inductie naar de opbouw van indices.

Alle predicaten en relaties voldoen aan de regel dat syntactisch identieke objecten verwisseld mogen worden. De volgende afleidingsregels zijn instanties van de congruentieaxioma's toegepast op de concatenatiefunctie en de identiteitsrelatie voor indices:

    i≡j     ≡+l             c≡d     ≡+r
i+c≡j+c               i+c≡i+d
i≡j   i≡k ≡≡l             i≡j   j≡k ≡≡r
  k≡j                         i≡k

Identiek zijn van indices[bewerken | brontekst bewerken]

Een index is identiek met zichzelf.

____ ≡R
i ≡ i

Om van twee syntactische objecten vast te stellen dat ze dezelfde index zijn is het nodig de indices cijfer voor cijfer te vergelijken. Hier bewijst zich het nut van het decimale stelsel boven het unaire stelsel. Als N de waarde is van een index opgevat als natuurlijk getal, dan is bij het unaire stelsel het vergelijken van indices een operatie van orde N en bij het decimale stelsel van orde 10log(N). Bij het unaire stelsel moeten bij een vergelijking beide getallen geteld worden. In het decimale stelsel hoeven alleen de cijfers vergeleken te worden.

De identiteitsrelatie van indices is transitief en symmetrisch (beide regels zijn af te leiden uit de regels voor syntactische identiteit voor de relatie ≡ zelf):

i ≡ j    j ≡ k ≡T
     i ≡ k
i ≡ j ≡S
j ≡ i

Terug naar de inhoudsopgave

Niet-identiek zijn van indices[bewerken | brontekst bewerken]

Als de ene index lengte één heeft en de andere index een grotere lengte dan zijn ze daarom niet-identiek.

  i≢0   ≢l         i≢0   ≢r
c≢i+d           i+d≢c

De laatste regel geeft de situatie waarbij de indices een verschillend laatste cijfer hebben of de inductiestap, waarbij de lengte van de index met één vermindert.

i≢0   j≢0   i≢j ∨ c≢d ≢∨
  i+c≢j+d

De premisse i≢j ∨ c≢d is de disjunctie van i≢j en c≢d.

Deze afleidingsregels bevatten metavariabelen en zijn daarom schema's van afleidingsregels. Een schema van afleidingsregels is een schema van meestal oneindig veel afleidingsregels, die in een formele afleiding toegepast kan worden door de metavariabelen in het schema te vervangen door objecten van de syntactische categorie die de metavariabele representeert.