Gebruiker:Stunteltje/Kladblok/Franse Motor

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

De geschiedenis van de Franse motor: Marot


De Franse motor is een scheepstype dat na de Tweede Wereldoorlog van grote betekenis is geweest voor de wederopbouw van West-Europa door het vervoer per nationale en internationale binnenvaart.

Als we over de Franse motor spreken dan hebben we het eigenlijk over twee verschillende scheepstypes namelijk de kleine Franse motor met een tonnage van circa 720 ton en een lengte van 63.31 meter en de zogenaamde grote Franse motor van 73.50 meter lengte en een tonnage van ongeveer 900 ton. De breedte van beide scheepstypes is gelijk: circa 7,10 meter.

Ze zijn allemaal uitgerust met 480 pk Enterprise dieselmotor van Amerikaanse makelij uit San Francisco. Het gaat hier om twee series van in totaal 120 standaardschepen die in Amerika en Canada geprefabriceerd zijn. De tekeningen van de kleine Franse motor werden in 1939 gemaakt op de tekentafels van scheepswerf De Biesbosch in Dordrecht. Met de besprekingen voor de bouw van deze schepen is tijdens de oorlogsjaren in 1943 een aanvang gemaakt. Van het kleine type zijn er 25 gebouwd en van de grote 95.


Marshallhulp

Toen Amerika na de oorlog met het Marshall hulpplan kwam werd de levering van een gedeelte van deze schepen in het kader van het Marshallplan ingepast omdat Frankrijk een deel van de haar toegezegde hulp in de vorm van transportmiddelen verkoos. Alle 120 Amerikaans/Canadese motorschepen werden eigendom van de Franse staat en kwamen dan ook onder de Franse vlag te varen. Daarom werden ze Franse motor genoemd.

Het ontwerp van de grote Franse motor was afkomstig van de Zwitserse scheepsbouwmeester A.J. Ryniker uit Bazel. Deze schepen werden als bouwpakketten vanuit Canada en Amerika aangeleverd.

Voor de assemblage van deze 47 grote Franse motorschepen werd op het terrein van scheepswerf De Biesbosch een aparte helling aangelegd, die al snel de benaming ‘Amerikaanse helling’ kreeg. Scheepswerf De Biesbosch heeft zelf ook nog dertien grote Franse motors gebouwd. Deze onderscheiden zich van hun zusterschepen doordat ze geheel geklonken zijn. In tegenstelling tot de 82 andere schepen, die voor het grootste gedeelte zijn gelast.

Zo werden in Dordrecht 35 van de 95 grote schepen gebouwd en afgebouwd. De resterende zestig schepen werden in Frankrijk gebouwd: op de SCAR-werf in Straatsburg 25 stuks, bij Duchese & Bossiére in Le Havre veertien schepen en bij de Marine Arsenal-werf in Cherbourg nog eens 21. De schepen die op de twee laatstgenoemde werven werden gebouwd, konden uiteraard niet binnendoor de Rijn bereiken en zijn daarom over zee, via Rotterdam, naar Dordrecht gesleept.

[1]



De Franse Motor of Canadees is een schip wat grotendeels is ontstaan door de Marshall hulpprogramma van de Verenigde Staten na de tweede wereld oorlog. Het is een vloot van 95 schepen die erg op elkaar lijken. Ze werden op een 6 tal werven gebouwd. Het ontwerp kwam van de Zwitserse scheepsbouwmeester Ryniker uit Basel. Aanvankelijk werden er 45 schepen in Canada gebouwd. Deze schepen kwamen van Canada in grote stukken naar Nederland om bij onder andere NV Machinefabriek De Biesbosch te worden afgebouwd. De delen waren zover voorgefabriceerd dat de koelkast al in de woning stond.

Een 20 tal zijn gebouwd door de Dominion Bridge Company in Lachine. Het eerste schip, de Chateau Chalon, is gebouwd en er is uitgebreid mee proefgevaren op het Lachinekanaal en het St. Louismeer. Daarna werd het uit elkaar gehaald, en in grote stukken naar Dordrecht gebracht. Scheepswerf de Biesbosch had een apparte helling aangelegd, en deze kreeg de naam Amerikaanse helling. Daar werden de stukken weer aan elkaar gezet. De Chateau Chalon vaart nog steeds rond. Zij het verlengd en niet meer met de originele Enterprise motor. Verder kreeg Victoria Machinery Depot Company in Canada ook de opdracht om 25 schepen te bouwen. Er werden uiteindelijk maar twee gebouwd. De Barsac en Cantenac. De twee schepen onderscheidden zich door de veel zwaardere constructie van luiken, merkels en scheerstokken. De Scheepswerf de Biesbosch heeft 35 schepen gebouwd, daarvan zijn er 13 volledig zelf gebouwd. Deze 'Franse Motors' waren geklonken. De andere 82 schepen van de andere vijf werven waren grotendeels gelast. De resterende 60 schepen werden gebouwd op de werven SCAR in Straatsburg 25 stuks, Duchesne & Bossiére te Le Havre 14 stuks en Marine Arsenal werf in Cherbourg. bouwde er 21. Na de eerste serie voor gefabriceerde delen, kwamen de platen voorgesneden naar de werven. Nog later werden ze naar het model volledig gebouwd in Europa.

Het voorschip is vrij scherp en heeft een vooroverhellende, licht afgeronde, steven. Het achterschip heeft welwat van een spitsgat, maar dan wel sterk geveegd. Het achterschip van de kleine 'Fransman' is echter wat voller en ronder. achterschip Er zijn twee maten; het is dus een maatschip. De kleine maat 63,30 x 7,08 x 2,60 m. 720 ton, waarvan er 24 gebouwd zijn en de grote maat 73,50 x 8,16 x 2,60 m. 900ton, waarvan er 95 gebouwd zijn. Alle schepen waren uitgerust met een 480 pk Enterprise dieselmotor.

<ref>[https://www.binnenvaartinbeeld.com/nl/Scheepspraat/franse_motor



De kleine Franse motor Pomerol opvarend in Mannheim. De huidige Geran is weer als woonschip in Dordrecht gearriveerd. (Foto De Binnenvaart)

In 1948 en 1949 bracht de Franse staatsrederij Office National de la Navigation (ONN) in Parijs vijfentwintig standaard motorvrachtschepen van ongeveer 750 ton in de vaart. Deze zogenaamde kleine Franse motoren zijn geheel in Amerika gebouwd en werden daarna in delen met zeeschepen naar Europa verscheept. Ze werden alle bij scheepswerf De Biesbosch in Dordrecht afgebouwd.

Jos Hubens, ambassadeur De Binnenvaart.

De scheepsbouwers van De Biesbosch, een werf waar de ONN een meerderheidsbelang in had, kregen in 1937 opdracht een nieuw type motorvrachtschip te ontwikkelen van ruim 750 ton. Toen De Biesbosch in 1939 zo ver was om de door de Fransen verlangde schepen te bouwen brak de Tweede Wereldoorlog uit en werden de plannen tijdelijk in de koelkast gezet. Toen in 1940 bijna heel Europa in het oorlogsgeweld betrokken werd, week de top van de ONN uit naar Amerika. De tekeningen van scheepswerf De Biesbosch namen ze mee. Zij legden in 1943 al de eerste contacten met Amerikaanse scheepsbouwers en maakten plannen om, zodra de oorlog voorbij zou zijn, de Franse Rijnvloot op grote schaal te vernieuwen en te motoriseren.

Marshallhulp Toen in 1945 de Tweede Wereldoorlog eindigde, stond Europa voor de schier onmogelijke taak de wederopbouw ter hand te nemen. Amerika had er groot belang bij dat Europa zo snel mogelijk economisch weer op gang kwam. Het was de Amerikaanse minister George C. Marshall die in juni 1947 zijn Marshallplan lanceerde om Europa te steunen met een bedrag van twaalf miljard dollar. De Fransen wilden een deel van de Marshallsteun graag uitgekeerd zien in binnenvaartschepen om de Rijnvaart naar Straatburg weer op gang te krijgen. Zij konden snel en gemakkelijk zaken doen, want alle plannen lagen al klaar in Amerika. De bouwopdracht voor de bouw van de vijfentwintig schepen, naar het ontwerp van De Biesbosch, werd gegund aan de Ingalls Shipbuilding Corporation in Decatur in de staat Alabama. De schepen werden in Amerika volledig afgebouwd en ingericht tot in het kleinste detail. De hoofdmotor bestond uit een 480 pk direct omkeerbare Enterprise dieselmotor. De schepen waren voor hun tijd zeer modern te noemen. Zij waren voorzien van 110 volt elektrische installatie, elektrisch stuurwerk, koelkast, centrale verwarming en hadden zelfs een badkamer met douche en ligbad. Het meest revolutionaire was dat de schepen geheel gelast werden. De woningen waren volledig ingericht, zelfs het serviesgoed kwam mee uit Amerika.

Serie- en sectiebouw Het eerste schip, de Arbois, werd afgebouwd en getest op de rivier Tennessee. Toen aan alle eisen was voldaan werd de Arbois weer gereduceerd tot een los voor- en achterschip, het vlak in vijf delen. Kleinere onderdelen werden in kratten verpakt en gemerkt met ‘Marshall’. Daarna werden alle onderdelen op een ponton geladen en via de Tennessee en Mississippi naar New Orleans geduwd. Vervolgens werd alles op een zeeschip geladen en vervoerd naar Rotterdam. Op 27 juni 1947 liep het eerste zeeschip met de scheepsonderdelen, de Almeria Lykes, de haven binnen. De voorschepen en kratten werden op pontons geladen en naar Dordrecht gesleept. De meegeleverde achterschepen hadden voldoende drijfvermogen en werden over het water gesleept. In december 1947 waren alle onderdelen binnen en kon de afbouw beginnen. Na twee maanden was het eerste schip, de Avize, gereed. Daarna wist men het bouwtempo zodanig op te voeren dat er elke veertien dagen een schip te water werd gelaten. Tussen 1969 en 1972 werden alle kleine Franse motoren verkocht aan voornamelijk Nederlandse particuliere eigenaren.

Pomerol/Geran Een van de weinige nog overgebleven schepen uit de serie kleine Franse motor is de Pomerol. In 1978 kwam dit in eigendom van Tonny en Gerrie van Zanten. Zij gaven het schip een andere naam: Geran. Dat was een samenvoeging van de twee eigenaren Gerarda (Gerrie) en Antonie (Tonny). De Enterprise, dan al 30 jaar oud, wordt in 1978 volledig gereviseerd. Dit was een juiste beslissing want heden ten dage draait hij zonder noemenswaardig onderhoud nog als een zonnetje. In 2004 besloten Gerrie en Tonny te stoppen met het vervoeren van lading met de Geran en verbouwden ze het tot een permanent woonschip. De Franse motor werd 14 meter ingekort en voorzien van een prachtige opbouw. Hierdoor ontstond in het voormalige laadruim een luxueus appartement van 130 vierkante meter. De kleine Franse motor, de tot in de puntjes onderhouden Geran, ligt momenteel in Dordrecht en gaat deel uitmaken van Leefwerf De Biesbosch. Dit is in de haven van de voormalige scheepswerf De Biesbosch, daar waar het als Pomerol is geassembleerd. Samen met de duwboot Rene Siegfried en grote Franse motor Marot komt de geschiedenis van deze roemruchte werf weer tot leven.

<ref>[https://maritiemmedia.nl/de-kleine-franse-motor-pomerol-van-de-biesbosch/

Let op het prominente boeisel. Onderschrift: "De Malherbe leeg onderweg naar Rotterdam, gefotografeerd in de kleine sluis te Hansweert. Aan de moetrand is te zien dat het schip niet afgeladen werd, want aanvankelijk waren de schepen onderijkt d.w.z. dat er een behoorlijk vrijboord werd aangehouden".

Het luxueuze interieur van een Franse motor rond 1960. Met inbouwkeuken, koelkast, diepvrieskastje, CV, douche en soms ligbad boden de schepen een weelde die aan wal nog niet gebruikelijk was. Nieuwbouwwoningen werden opgeleverd met een bruynzeel keukentje (gordijntje onder de gootsteen), schoorsteenmantel in de huiskamer en een lavet als badgelegenheid.


=[bewerken | brontekst bewerken]

er zijn 2 soorten franse motors gebouwd 24 stuks (klein) gebouwd in onderdelen bij Ingalls shipbuilding in Decatur (Alabama) 6337 lang, 708 breed en 260 diepg en 95 stuks (groot) ook in onderdelen in Canada gebouwd en op div werven in Nederland (Biesbosch) en Frankrijk (Le Havre en Straatsburg) in elkaar gezet. 7353 lang,816 breed 260 diepg de schepen (groot en klein) hadden allemaal een 480 pk enterprise machine het was een nieuwbouw programma in de oorlog opgezet om de Franse rijnvaart weer op poten te zetten (marschall plan) de schepen waren gemakkelijk te herkennen en er varen er nu na allerlei verbouwingen nog vele van, voor mij waren de grote, de mooiste schpen van de Rijnvloot

=[bewerken | brontekst bewerken]

https://leefwerfdebiesbosc.weebly.com/actueel.html

Weekblad Schuttevaer - 18/03/2020 Page : 16 Copyright � Schuttevaer. All rights reserved. 2020 Maart 19, 2020 5:53 pm (GMT -1:00)

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

Externe link[bewerken | brontekst bewerken]

Categorie:Vrachtschip Categorie:Binnenvaartschip naar type

  1. De Binnenvaartkrant van 16 juli 2018, door Jos Hubens, voorzitter van de Stichting Binnenvaart en ambassadeur van Vereniging De Binnenvaart