Gebruiker:TLVmarcel/In de Wereldt is veel Gevaer

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie


In de Wereldt is veel Gevaer

In de Wereldt is veel Gevaer is een buitenplaats in Voorburg, gelegen aan de Vliet. Het huidige huis is gebouwd omstreeks 1790 op de plaats van een eerdere buitenplaats met dezelfde naam.


Leederbereijder[bewerken | brontekst bewerken]

De Hugenoot Jean Nau kocht op 5 november 1738 een boerderij, gelegen vrijwel aan het einde van de Cleijne Laan, die vanaf de Herenstraat naar de Vliet loopt. De boerderij lag tussen de Laansloot aan de oostkant en de Buursloot aan de westkant. In oude documenten wordt het omschreven als een 'woonhuijsinge ende erve met een hollenbarge [open hooiberg]'. Toen Jean Nau de boerderij kocht van Cornelis Claesz. van der Laan, kende het al een lange geschiedenis, met als enkele eerdere eigenaren Pieter Louwen, Jan Cornelisz. van der Haes, Dirck Dircksz. Duyn en Ary Jacobsz. Bont. Jean Nau, die in de koopakte 'leederbereijder' wordt genoemd, legt bij zijn huisje aan de Cleijne Laan vele putten aan waarin koeienhuiden worden gelooid. Of die bezigheden door de buren erg werden gewaardeerd, is twijfelachtig. Toen omstreeks 1970 bij graafwerkzaamheden de putten werden teruggevonden en geopend, verspreidde het sterke looizuur na al die eeuwen nog steeds een doordringende stank.

Op 6 mei 1745 breidt Nau zijn bezit uit door de aankoop van een oude buitenplaats die lag naast zijn boerderijtje aan de Cleijne Laan en die als volgt wordt omschreven: 'Een seer plaijsant huijs ende erve welk aen drie partijen kan werden bewoont, met een groote schuur en speelhuijs [koepel] aen de Vlieth, genaemt In de Wereld is veel Gevaar, staande en gelegen [...] op het suijdeijnde vande Cleijne Laan, [...] belend ten oosten de voorsz. Cleijne Laan, ten suijden de Vlieth, ten westen de Buur off Havensloot, ende ten noorden den cooper selfs, belast met vijffentwintigh stuijvers 'sjaars erffpagt toekomende den heer van Werve'. De verkoopster is Apolonia van IJsbergen, weduwe van Damianus van Hensbergen. De buitenplaats was in de familie gekomen via Floris Adriaen van IJsbergen, een Voorburgse schipper die het buiten in 1685 kocht van Michiel Vrolick, 'vendumeester van 't collegie ter admiraliteit tot Rotterdam'. Archiefstukken noemen nog als direct voorafgaande eigenaren Joost Engels, Dirck Jansz. Cluijt van Paridon, Henrick Verhoeff en Jan van Son.

Jean Nau werd opgevolgd als leerlooier door zijn zoon Abraham Louis. Omstreeks 1790 laat hij zowel de oude boerderij als het oude buitenhuis afbreken en vervangen door een nieuw rechthoekig herenhuis, direct aan de Vliet gelegen, op enige afstand van zijn looiputten. De strak symmetrische, naar de Vliet gekeerde voorgevel kreeg een licht uitstekende middenpartij, bekroond door een timpaan met Louis-Seize-guirlandes. Ook de buitendeur werd sierlijk in deze stijl gesneden. Het schilddak, de schuiframen met roedenverdeling, de vele blinden en de hoge schoorstenen onderstrepen de deftige allure. In het interieur sieren muziekinstrumenten en bloemen in de Louis-Quinze-stucornamenten de wanden van de hal. De hoge ramen boden een adembenemend uitzicht over de diepe weilanden richting Delft en Nootdorp. Het geheel werd een waardig onderkomen voor Abraham Louis en Suzanne Rocques, met wie Abraham Louis in 1790 was gehuwd. Twee kleine gedenkstenen aan weerszijden van de hoofddeur aan de Vlietkant, met de initialen ALN - SR en het jaartal 1790, herinneren aan dit huwelijksjaar. Dit is het huidige huis.

Op 24 januari 1810 overlijdt Abraham Louis, vier jaar later gevolgd door zijn echtgenote. Het huis wordt eigendom van Johannes van Drunen. Na diens overlijden in 1834 gaat het over naar zijn zoon, 'collecteur van de koninklijke loterij'.

Het instituut[bewerken | brontekst bewerken]

Op 3 september 1843 wordt het huis gekocht door Bart Schreuders, een 'instituteur' [kostschoolhouder], die het al enige tijd huurde om er zijn kostschool in onder te brengen.

Op 25 juli 1826 verleent het gemeentebestuur van Voorburg 'admissie [toestemming] aan [...] Bart Schreuders om binnen de Gemeente van Voorburg als kostschoolhouder te mogen fungeren en onderwijs te geven in [...] vakken van middelbaar onderwijs [...] zullende deszelfs school niet alleen zijn een kostschool zoo voor geheele als halve kost, maar ook daarenboven voor de kinderen van Voorburgs ingezetenen en den omtrek van dien tot eene dagschool verstrekken'. Bart Schreuders, die in Dordrecht woont, verhuist met zijn gezin naar Voorburg om uiteindelijk in het huis aan de Vliet zijn kostschool te beginnen. Op 21 februari 1836 koopt Bart Schreuders van scheepstimmerman Dirk van der Voorst een stuk grond aan de westkant naast het door hem gehuurde huis, met een uitpad naar de Herenstraat. Op dat stuk grond stond nog een 'huizinge en loots ingerigt geweest tot eene scheepmakerij'. Die laat hij slopen zodat hij naast zijn kostschool een mooie tuin kan aanleggen. Op 3 september 1843 koopt hij uiteindelijk ook het huis, waarin zijn instituut is ondergebracht, van huurbaas Johannes van Drunen. Waarschijnlijk is hij het die aan het huis een zijvleugel laat bouwen met leslokalen.

Verder is over het Instituut-Schreuders niet zo veel bekend, wel dat het uiteindelijk een groot financieel debacle werd. Op 15 oktober 1845 wordt Bart Schreuders dood in de zeeduinen bij Wassenaar aangetroffen. Zijn weduwe, Eva de Voogd, laat hij niet alleen met zeven minderjarige kinderen achter, maar tevens met een volstrekt failliete boedel. Eva stuurt daarom op 22 april 1846 een circulaire aan de schuldeisers. Daarin geeft zij opening van zaken en stelt een regeling voor en uit hierin ook de hoop een nieuwe kostschoolhouder te vinden.

De circulaire treft het beoogde doel. De regeling wordt door de schuldeisers geaccepteerd. Bovendien wordt er een passende koper voor het huis en de daarbij behorende roerende zaken gevonden. Die koper is dr. Petrus de Raadt, 'instituteur wonende op den huize Noorthey'. De koopakte van 29 mei 1846 geeft als omschrijving: 'Een huis ingerigt tot eene kostschool met het daarnevens gelegen erf en speelplaats, mitsgaders ten westen daarvan gelegen tuin met een laantje en poort uitkomende aan de Herenstraat, staande en gelegen aan het einde der Kleine Laan [...]'.

Omdat Petrus de Raadt zijn handen vol had aan zijn Instituut-Noorthey wilde hij niet de dagelijkse leiding van een tweede kostschool op zich nemen. Als kostschoolhouder voor het instituut te Voorburg werd daarom op 19 mei 1846 benoemd Christoffel Willem Bruijnings Ingenhoes, die reeds sedert 1839 onderwijzer was aan het Instituut-Schreuders. De jonge, 29-jarige Christoffel Willem wist in korte tijd van de kostschool 'eene gunstig bekende inrichting van opvoeding en onderwijs' te maken met als leerlingen 'vele jongelui van goeden huize en aristocratische families'. Ongetwijfeld heeft hij daarbij kunnen profiteren van de betrokkenheid van De Raadt en zijn onderwijskundige gedachten. Ook financieel verliep alles positief zodat Christoffel Willem op 31 maart 1851 het huis aan de Vliet kon kopen van Petrus de Raadt.

In de Wereldt is Veel Gevaer in 1905. Collectie Kees van der Leer

Het is overigens gedurende de periode Bruijnings Ingenhoes dat de oude naam 'In de Wereldt is veel Gevaer' weer wordt vermeld voor het huis waarin de kostschool is gevestigd. Die naam past overigens goed in de traditie om buitenplaatsen een naam te geven met een dubbele betekenis. Hofwijck is daar een bekend voorbeeld van. Uiteraard is de belerende naam 'In de Wereldt is veel Gevaer' voor een kostschool zeer toepasselijk. Vanuit diezelfde kostschool kon dagelijks worden waargenomen dat ook de tweede betekenis van de naam juist was: op de Vliet wordt veel gevaren. Christoffel Willem wordt in 1877 opgevolgd als kostschoolhouder door zijn zoon dr. Pieter Hendrik Bruijnings Ingenhoes. In 1894 vermeldt het verslag van het Middelbaar Onderwijs te Voorburg, dat het aantal leerlingen 60 bedraagt, waarvan 45 interne 'kostleerlingen'. De school is intussen zo vermaard, dat de Kleine Laan sinds 1885 was omgedoopt in Schoolstraat.

Aan het begin van onze twintigste eeuw raken kostscholen op hun retour. Ook voor het Instituut-Bruijnings Ingenhoes lijken de hoogtijdagen definitief voorbij. Pieter Hendrik besluit de kostschool vaarwel te zeggen. Het gebouw wordt verhuurd aan de instituteur Jacobus Reiziger, die de school leidt, tot - volkomen onverwacht - de school in 1909 wordt gesloten.

Een wasserij[bewerken | brontekst bewerken]

In 1911 verkoopt Pieter Hendrik Bruijnings Ingenhoes het huis aan Friedrich Wilhelm Christiaan Waldeck. Die krijgt op 27 april 1911 vergunning om in het huis 'een wasscherij met stoommachine' te beginnen. Drie generaties Waldeck zouden die wasserij 62 jaar lang blijven beheren. Het huis komt daarna korte tijd in het bezit van gynaecoloog Schlebaum. Daardoor komt een nieuwe geruchtenstroom op gang over bepaalde medische praktijken die in het huis zouden gaan plaatsvinden.

Een korte maar felle brand legt een gedeelte van het dak in de as. Inmiddels was het pand in bezit gekomen van aannemer Lucas die het in 1976 volledig restaureerd en het, als beschermd monument, zijn oude luister teruggaf. Daarbij werd een gedeelte van de negentiende-eeuwse zijvleugel met de vroegere leslokalen afgebroken. De oude gymnastiekzaal, gebouwd in de vorm van een koetshuis, die volgens documenten en kadastrale kaarten waarschijnlijk dateerde uit de periode Bruijnings Ingenhoes, werd ook gerestaureerd. Het geheel werd een appartementencomplex, waardoor het huis de oorspronkelijke woonfunctie weer terugkreeg.

Externe link[bewerken | brontekst bewerken]

[[Categorie:Buitenplaats in Leidschendam-Voorburg]]