Naar inhoud springen

Gefaciliteerde communicatie

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Gefaciliteerde communicatie (Engels: Facilitated Communication) is een omstreden communicatiemethode die wordt toegepast bij mensen die niet of nauwelijks kunnen spreken.[1] Het gaat hierbij meestal om mensen met non-verbale vormen van autisme, mensen met een verstandelijke beperking of mensen met hersenschade.[2] De methode is in 1977 in Australië in gebruik genomen, en heeft zich daarna naar andere landen verspreid. In wetenschappelijke kringen wordt gefaciliteerde communicatie als pseudowetenschap beschouwd.[3] In Nederland heeft de Vereniging tegen de Kwakzalverij de methode in 2009 opgenomen in hun encyclopedie onder de noemer Facilitated Communication (FC).

Bij gefaciliteerde communicatie houdt een begeleider een lichaamsdeel van de cliënt vast om communicatie mogelijk te maken. De begeleider kan de arm van de cliënt bewegen om letters te typen, of het hoofd als er met een oog-bestuurde computer (eye-tracker) gewerkt wordt. Deze communicatiemethode wordt volgens tegenstanders vergeleken met een ouijabord.[4]

Voorstanders van gefaciliteerde communicatie stellen dat het hanteren van het lichaamsdeel niet leidt tot sturing van dat lichaamsdeel. Er bestaan echter geen studies die aantonen dat gefaciliteerde communicatie inderdaad de cliënt aan het woord laat. Er zijn daarentegen wel studies die aantonen dat de communicatie-uitingen volledig aan de begeleider toe te schrijven zijn.[5][6][4]

Bij gebruik van gefaciliteerde communicatie is de autonomie van de cliënt extreem laag. Er is immers altijd een begeleider nodig. Daarnaast is het een methode die erg veel tijd kost door de continue 1-op-1 begeleiding. Omdat de werkzaamheid van de methode nooit is aangetoond is het de vraag of die tijdsinvestering te verantwoorden is door professionele organisaties.

Beschuldigingen van misbruik

[bewerken | brontekst bewerken]

Meerdere studies kwamen reeds tot de conclusie dat er alleen zinvolle communicatie ontstond wanneer de begeleider kennis had van het gespreksonderwerp.[7] Een zaak in Australië bijvoorbeeld leidde tot bedenkelijke conclusies. Een gehandicapte, non-verbale jonge vrouw beschuldigde haar vader van seksueel misbruik door middel van een communicatiebord. Echter, wanneer haar gevraagd werd om de naam van haar hond te spellen, kon ze geen antwoord geven. Dit wijst erop dat niet de jonge vrouw, maar wel haar begeleider aan het communiceren was.[8]

Gefaciliteerde communicatie kan leiden tot allerlei vormen van misbruik, inclusief seksueel misbruik. Een non-verbale man met een beperking werd bijvoorbeeld jarenlang misbruikt door zijn begeleidster, aangezien hij zogezegd toestemming had gegeven voor de relatie. De vrouw werd veroordeeld met een gevangenisstraf.[9][10]

Ook heeft gefaciliteerde communicatie wereldwijd geregeld geleid tot valse beschuldigingen. In Nederland vond in 2024 ook een rechtszaak plaats waarin gefaciliteerde communicatie onbetrouwbaar werd bevonden. Daardoor werd de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen van seksueel misbruik.[11]

Zaak in België

[bewerken | brontekst bewerken]

In 2006 ontdekte neuroloog Steven Laureys dat een comapatiënt toch bij bewustzijn was. De man was verlamd geraakt in een auto-ongeluk en gedurende meer dan twintig jaar ging men ervan uit dat hij in vegetatieve toestand verkeerde. Hij leed echter aan locked-in-syndroom.[12] De man leek dan te kunnen praten door middel van gefaciliteerde communicatie, maar dit werd later ontkracht. Laureys had hem voorwerpen getoond zonder de communicatie-begeleider erbij. Daarna kon de man geen enkel voorwerp correct communiceren.[13]