Germaans koninkrijk
De Germaanse koninkrijken waren onder andere de koninkrijken die omstreeks 450 binnen het West-Romeinse Rijk ontstonden, nadat het centrale gezag was opgehouden te bestaan.
Vanwege het Germaanse erfrecht konden oppervlak en grootte van deze koninkrijken voortdurend variëren. Een goed voorbeeld hiervan is het Frankische koninkrijk dat tijdens de tijdperken van de Merovingen en Karolingen dat bij tijd en wijle in afzonderlijke staten opgedeeld was.
Romeins recht[bewerken | brontekst bewerken]
De koningen van de Germaanse koninkrijken die na de val van het Romeinse Rijk de macht in de vroegere Romeinse provinciën overnamen, vaardigden tegelijk met de codificaties van hun volksrechten, ook excerpten van het Romeinse vulgaire recht uit. De continuatie van Romeins vulgair recht was essentieel voor het principe van de persoonlijkheid van het recht. Dit wil zeggen dat iedere nationaliteit naar eigen recht berecht werd. Voorbeelden van deze excerpten vindt men in de Bourgondische wet en het Breviarium Alaricianum. Deze codificaties van vulgair Romeins recht hebben de Romeinse rechtstradities in leven gehouden en bijgedragen aan de herontdekking van het Romeinse recht in de elfde eeuw.