Janus Henricus Donker Curtius
Janus Henricus Donker Curtius of Jan Hendrik Donker Curtius (Arnhem, 21 april 1813 – aldaar, 27 november 1879) was het laatste opperhoofd van Dejima in Japan. Hij studeerde rechten aan de Universiteit van Leiden.
Hij arriveerde in 1852 op Dejima, en was getuige van de geforceerde ontsluiting van Japan door commodore Matthew Calbraith Perry in 1853.
Donker Curtius zorgde in 1855 voor de levering van het eerste stoom-aangedreven marinevaartuig aan Japan, de Soembing, hernoemd tot Kanko Maru, waardoor Japan de eerste stap kon maken naar een moderne marinevloot.
Hij bewerkstelligde in 1856 een Vrede en Vriendschapsverdrag tussen Nederland en Japan. Vanaf dat moment was het toegestaan om Dejima vrijelijk te bezoeken en te verlaten.[1] In 1858 was hij het laatste "opperhoofd"[2] dat een ceremonieel bezoek aan het hof in Edo maakte. Tijdens die reis verwierf hij een collectie boeken, vooral over Rangaku, die nu in het bezit is van de bibliotheek van de Universiteit van Leiden.
- ↑ Opening of Japan and Japan-Netherlands Relations Japan-Netherlands Exchange in the Edo period. National Diet Library. Japan
- ↑ Vanaf 1858 was de titel Gouvernements-Commissaris in Japan