Jean De la Hoese

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door 94.109.56.113 (overleg) op 24 feb 2013 om 23:49. (→‎Literatuur)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.

Jean De la Hoese (Sint-Jans-Molenbeek (Brussel), 28 februari 1846Sint-Joost-ten-Node (Brussel), 1917) was een Belgisch kunstschilder.

Opleiding en werk

Zijn vader was als graficus verbonden aan het Militair Kartografisch Instituut.

Jean De la Hoese was korte tijd leerling bij Auguste De Keyser (1859) en daarna aan de Kunstacademie van Brussel van 1859 tot 1870. Zijn vroege werken waren nog erg academisch maar hij ontwikkelde mettertijd een meer vrije schilderstijl.

Hij schilderde portretten, landschappen en genretaferelen met elegante dames in interieurs (aanvankelijk met veel nadruk op textuurweergave van kledij, in de trant van die van Florent Willems). Zijn portretten zijn meestal van personen uit de hogere Belgische klassen en uit intellectuele milieus. Ze stralen een zekere levendigheid en onconventionaliteit uit. In opdracht van de Belgische staat schilderde hij een postuum portret van Koningin Louise-Marie voor het Paleis der Natie.

Hij woonde in de rue Potagère 66 in Brussel.

Tentoonstellingen

  • 1888, Parijs, Exposition Universelle
  • 1894, München, Glaspalast, Wereldtentoonstelling
  • 1907, Parijs, Salon d’automne (“Portret van Mevr. A. Desenfans”, “Portret van de heer Léonce Evrard”)
  • 1908, Berlijn, Tentoonstelling van Belgische Kunstenaars (“Portret van de vader van de kunstenaar”)

Trivia

  • Straatnaam in 1080 Brussel.

Musea

  • Brussel, Kon. Musea voor Schone Kunsten van België
  • Brussel, Museum van Elsene
  • Brussel, Museum Charlier
  • Gotha, Schlossgalerie (“Het bezoek”)
  • Leuven, Stedelijk Museum

Literatuur

  • U. Thieme en F. Becker, Allgemeines Lexikon der bildenden Künstler von der Antike bis zur Gegenwart, 17, Leipzig (Seemann Verlag), 1924.
  • Le dictionnaire des peintres belges du XIV° siècle à nos jours, Brussel, 1994.
  • Eugène De Seyn, Dictionnaire biographique des sciences, des lettres et des arts en Belgique, tome I, Brussel, 1935, p. 272.