Johann Gottlieb Fichte

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Johann Gottlieb Fichte
Johann Gottlieb Fichte
Persoonsgegevens
Naam Johann Gottlieb Fichte
Geboren Rammenau bij Bischofswerda, 19 mei 1762
Overleden Berlijn, 29 januari 1814
Land Vlag van Duitsland Duitsland
Oriënterende gegevens
Tijdperk 19e eeuw
Stroming Duits Idealisme
Beïnvloed door Kant; Spinoza
Functies
1794–1800 Hoogleraar aan de Universiteit van Jena
Belangrijkste werken
1792 Versuch einer Kritik aller Offenbarung
1794 Grundlage der gesamten Wissenschaftslehre
1808 Reden an die Deutsche Nation
Portaal  Portaalicoon   Filosofie

Johann Gottlieb Fichte (Rammenau bij Bischofswerda, 19 mei 1762Berlijn, 29 januari 1814) was een Duitse filosoof en redenaar. Fichte werd geïnspireerd door Immanuel Kant en wordt gezien als één van Kants meest getalenteerde aanhangers. Zijn werk valt tussen de kritiek van Kant en de geest van Hegel, maar tegenwoordig wordt hij steeds vaker gezien als de filosoof die het Duits Idealisme op een originele manier uitdroeg. Zijn zoon Immanuel werd theoloog en genoot later eveneens enige bekendheid als filosoof.

Leven[bewerken | brontekst bewerken]

Fichte wordt geboren in Rammenau op 19 mei 1762, het eerste kind van de linnenwever Christian Fichte en zijn vrouw Johanna Maria Dorothea. Als jonge knaap op het platteland hoedt hij ganzen en schapen, en leert hij uit de Bijbel tijdens de catechese. Zijn opmerkelijke begaafdheid wordt ontdekt door Ernst Haubold von Miltitz, een edelman uit de omgeving. Met zijn steun kan Fichte een hogere opleiding genieten.

Na de Latijnse School in Meißen volgt ter voorbereiding op de universiteit een schoolperiode aan Schulpforta. Hier komt Fichte onder meer in contact met de werken van Lessing en Rousseau. Zijn studies in theologie en rechten aan de universiteiten van Jena, Wittenberg en Leipzig kan hij door het verlies van financiële steun niet afmaken. Zonder diploma moet Fichte door het leven als arme huisleraar in Leipzig en vervolgens in Zürich (waar hij zich verlooft met Johanna Marie Rahn).

Rond 1790 komt Fichte, terug in Leipzig, op verzoek van een student met het werk van Immanuel Kant in contact. De ontdekking van Kants filosofie is een kantelpunt voor Fichte als filosoof, en gooit zijn leven om; hij breekt zijn verloving af en reist naar Königsberg om Kant te ontmoeten. In diezelfde periode schrijft hij een werk in de stijl en kritische geest van Kant, Versuch einer Kritik aller Offenbarung. Kant is onder de indruk en raadt Fichte aan om het werk te laten drukken. Wanneer het geschrift eerst anoniem verschijnt is de opinie overtuigd dat het werk van Kant is, maar Kant zelf zet deze miskenning recht in een openbaar bericht. Fichte wordt op slag beroemd, trouwt met Rahn in 1793 en start aan de bouw van zijn eigen filosofisch systeem, de Wetenschapsleer (Wissenschaftslehre). Dit grondsysteem zal hij voor de rest van zijn leven blijven bewerken en heruitgeven in nieuwe versies.

Met de hulp van Goethe kan Fichte vanaf mei 1794 als professor in Jena doceren. Hij laat de Grundlage der gesamten Wissenschaftslehre, de eerste en meest invloedrijke versie van zijn wetenschapsleer, als handboek voor zijn studenten drukken. Onder de studenten en bewonderaars bevinden zich Novalis, Friedrich Hölderlin, Friedrich Schelling en Friedrich Schlegel. Tijdens zijn periode als professor breidt hij zijn systeem verder uit met nieuwe publicaties en artikelen (in het Philosophisches Journal van Niethammer), en neemt hij het op tegen de lokale studentenorden. Rond Fichte ontstaat ook een studentenvereniging met de naam Bund der freien Männer, waarin onder meer zijn studenten Johann Erich von Berger en August Ludwig Hülsen zetelden. Omtrent 1798 komt Fichte door zijn artikel Über den Grund unseres Glaubens an eine göttliche Weltregierung terecht in een strijd die sindsdien bekend staat als de Atheismusstreit. Als gevolg van de strijd geeft hij met de eeuwwisseling zijn academische positie op, en trekt hij met zijn vrouw naar Berlijn. Fichtes ster is gezonken, en er volgen in de daaropvolgende jaren heel wat breuken met vroegere contacten zoals Reinhold, Schelling en Jacobi.

Dit luidt een periode in die in de academische wereld bekendstaat als de late Fichte. In deze tijdsspanne maakt zijn wetenschapsleer een sterke verandering door (minstens in de uitdrukking ervan). Zijn systeem probeert hij nog uit te dragen in georganiseerde voorlezingen. Na de nederlaag van Pruisen tegen Napoleon in 1806 vlucht Fichte oostwaarts, om later in 1807 terug te keren naar Berlijn en in 1808 zijn retorisch meesterwerk voor te dragen, de Reden an die Deutsche Nation. De Reden is een verzameling toespraken over de Duitse eigenheid en de uitlijning van een gedegen morele staatsopvoeding. Fichte baart andermaal opzien, en schopt het naast lidmaatschap van de Bayerische Akademie tot filosofisch decaan en later nog tot eerste rektor van de nieuwe universiteit van Berlijn, een positie die hij ook weer vroegtijdig opgeeft naar aanleiding van conflicten.

Wanneer in 1813 de "Freiheitskrieg" tegen Napoleon uitbreekt stelt Fichte tijdelijk zijn voorlezingen uit. Zijn verzoek om het bevrijdingsleger te vergezellen als veldredenaar wordt niet ingewilligd. Hij neemt wel onder meer deel aan de oefeningen van de nieuwe Landsturm. Zijn vrouw Johanna werkt als vrijwilliger in de ziekenzorg en loopt een ziekte op waarmee ze later haar man aansteekt. Fichte overleeft deze periode van langdurige ziekte niet en sterft uiteindelijk op 29 januari 1814 in Berlijn.[1]

Filosofie: de wetenschapsleer[bewerken | brontekst bewerken]

Centraal in het filosofisch werk van Fichte staat de 'wetenschapsleer' (Wissenschaftslehre/logologia), die hij is blijven bewerken en uitgeven tot aan zijn dood in 1814. Wetenschapsleer is Fichtes benaming voor zijn transcendentaalfilosofie. Deze eerste en hoogste filosofie is een doorgedreven abstracte reflectie op het weten en filosoferen zelf. Fichte oriënteerde zijn project voor het eerst in het programmaschrift Über den begriff der Wissenschaftslehre oder der sogenannten Philosophie (1794). Hoewel hij zelf de voorgedragen wetenschapsleer van 1804 als de eerste voleindigde en definitieve weergave bestempelde heeft de gedrukte Grundlage der gesamten Wissenschaftslehre van 1794/95 de grootste invloed gehad op de intellectuele wereld van zijn tijd.[2]

Als filosoof voelde Fichte zich geroepen om het grondinzicht van de moderne kritische filosofie van Kant te ontwikkelen en van een betere, systematische uitdrukking te voorzien.[3] Het doel van de wetenschapsleer is de verborgen wortel van Kants filosofie verder te onderzoeken hieruit de afzonderlijke domeinen van de rede in hun samenhang te demonstreren.[4] In zijn opzet is Fichte dan ook de grondlegger en eerste grote representant van het Duits idealisme.[5] Naast de ontwikkeling van zijn inzicht tot een systeem wilde hij zijn visie aan het volk doorgeven, in de hoop dat zijn filosofie een nieuwe basis zou worden voor de opvoeding van de mensen, en hun denken en handelen zou oriënteren en verbeteren.[6] De alfa en omega van Fichtes hele filosofie is namelijk de vraag naar de Bestimmung van de mens.[7] De mens is een eindig wezen maar kan zijn potentieel tot Vernunft, goede wil en liefde voor het absolute ontwikkelen; hij/zij kan in reflectie tot hoger inzicht komen, en overgaan tot intrinsiek handelen en bilden naar de Idee. In plaats van het formeel ontologisch begrip van een dode God, substantie of ziel buiten ons te verafgoden (waar de dogmatische religies en -filosofieën zich schuldig aan maken) of terug te buigen op ons individueel ego vindt Fichte betekenis, waarde en geluk in ons intrinsiek-actief leven, werken en streven naar de idealen van het ware en goede.[8][9] Dit leven kan enkel intern begrepen en beoordeeld worden, en uit zich o.m. in de kritische filosofische reflectie zelf. Deze hoofdgedachte van ethisch-religieuze transformatie en -ontwikkeling werd ook later door Fichte verder uitgewerkt en uitgedragen in meer populaire lezingen, zoals die Grundzüge des gegenwärtigen Zeitalters (1804-1805), Über das Wesen des Gelehrten (1805) en Die Anweisung zum seligen Leben oder auch die Religionslehre (1806).[10] Onder meer werkte deze neerslag van zijn visie door in enkele werken van de Schotse schrijver Thomas Carlyle, zoals Sartor Resartus (1836) en On Heroes, Hero-Worship, and The Heroic in History (1841).

Als academisch project moet de (transcendentaal)filosofie ernaar streven om een deductief wetenschappelijk systeem rond dit grondinzicht uit te bouwen, opdat het inzicht zelf ook systematisch nagestreefd zou kunnen worden door de studenten ervan. Uit het grondinzicht moeten alle andere principes en zuivere denkvormen a priori afgeleid worden op streng systematische wijze.[11] Om de gezochte wortel en omvattende eenheid van het systeem te ontdekken moet het systeem echter eerst synthetisch werken; het moet de veelheid aan onderscheiden denkvormen en principes in transcendentale reflectie herleiden tot een inzicht in het absolute, dat in zichzelf gesloten, onveranderlijk en evident waar is, en waaruit alle scheiding en veelheid vanzelf begrepen en afgeleid kan worden.[12] Om deze hoogste synthese te voltrekken moeten de contradicties, dichotomieën en paradoxen van het bewustzijn en haar vele perspectieven met de kritische rede aangeduid en opgelost worden, in een oplopende trap van steeds hogere a priori synthesen. In deze transcendentale reflectie worden de verschillende vormen van realisme en idealisme tegen elkaar uitgespeeld, en het an sich in zijn relatie tot het nicht an sich geproblematiseerd. Deze kritiek op de dogmatische metafysica (die het Sein/object an sich voor het absolute aanziet) en de onbegronde proiectio per hiatum irrationalem heeft Fichtes denken sinds zijn Aenesidemus recensie van 1793 beheerst.[13] Dit kritisch proces moet men doorzetten tot het culmineert in een Wahrheits= und Vernunftlehre waarin een ultiem en onomstootbaar inzicht in de ware hoogste eenheid overblijft, die men op zijn beurt niet kan ondermijnen of daar bovenuit kan stijgen. De absolute en oorspronkelijke eenheid van zijn en bewustzijn noemt Fichte de Vernunft. In een samenvattende brief verwijst Fichte ook naar de Logos, een term die in het Evangelie volgens Johannes centraal staat en teruggaat tot Philo van Alexandrië.[14] Eenmaal dit inzicht in de hoogste eenheid bereikt is kan men meteen overgaan tot een Erscheinungs= und Scheinlehre (Phänomenologie) en tegelijk zuiver a priori de veelheid uit de eenheid vanzelf afleiden en verklaren volgens de immanente wetten van het bewustzijn, als noodzakelijke Effekte voor de manifestatie (Erscheinung) van deze eenheid.[15][16] Dit leidt tot het inzicht dat de onderscheiden denkvormen door het bewustzijn gemaakt worden en enkel in het bewustzijn en begrip bestaan, maar buiten de eenheid van de Vernunft geen geldigheid an sich bezitten.[17][18] Men kan deze onderscheiden niet opgeven in het dagelijks leven (net zomin als de manifestatie van de rede afscheidbaar is van het bewustzijn), maar men laat zich niet langer meeslepen door de filosofische mysteries, tegenspraken en verwarringen waaraan deze denkvormen ten grondslag liggen.[19] De realisatie van dit systeem moet de filosofie zo afsluiten en tot de orde van wetenschap en verworven weten verheffen. Deze filosofische wetenschap heeft niet de pretentie onze wetenschappelijke kennis uit te breiden, maar de noodzakelijke en kritisch gerechtvaardigde elementen van ons theoretisch- en praktisch denken als zodanig in hun betekenis en samenhang te demonstreren, en zo het objectief filosofisch begrip te voleindigen.

Fichte zelf is altijd blijven beweren dat zijn filosofie in geest altijd dezelfde is gebleven, maar hij was er zich ook bewust van dat de uitdrukking van het inzicht altijd voor verbetering en variatie vatbaar zou zijn.[20] Doorheen de verschillende uitgaven lijkt hij steeds te zoeken naar nieuwe uitdrukkingen en bewoordingen voor het overbrengen en aanwakkeren van filosofisch inzicht onder zijn toehoorders. Daarnaast was het een didactisch-strategisch middel van Fichte om het systeem telkens als nieuw uit te dragen, en in zijn voorstelling voortdurend van perspectief en expressie te veranderen; op deze manier bleef het publiek enerzijds niet vastklampen aan de letter, en anderzijds was er meer kans dat er uit een varia van perspectieven en expressies uiteindelijk een licht zou ontsteken in de geest van de toehoorder.[21][22] Filosofisch inzicht is voor Fichte namelijk niet gebonden aan de letter of het teken, dat telkens wijzigt; het is de geest achter de letter, en overstijgt als zodanig de letter en het schrift. Het wezenlijk inzicht kan enkel gevat worden in de voltrekking en reproductie ervan in de geest van de toehoorder zelf.[23] Het individu moet bepaalde specifieke reflexieve handelingen verrichten om dit waar filosofisch inzicht voort te brengen. Om hierin succesvol te zijn moet de student van de wetenschapsleer een oprechte en ernstige interesse voor het ware en goede op zich hebben,[24] en kritisch en actief voor zichzelf kunnen denken; hij/zij moet met volle aandacht/Aufmerksamkeit (d.i. in zelfreflectie, met gebruik van de rede en innerlijke aanschouwing) zijn inzichten reconstrueren en eigen maken in hun samenhang, opdat het geheel gevat en beoordeeld kan worden.[25][26] Het inzicht in dit geheel is de werkelijke wetenschapsleer die verscholen ligt achter de verschillende uitgaven en terminologieën. De verschillende vormen van presentatie zijn maar een voortgezet middel om tot dit inzicht te komen, en hebben geen waarde op zich; eenmaal het inzicht en absolute weten bereikt is komt het filosoferen tot een einde, en wordt de wetenschapsleer als ladder achterwege gelaten.[27][28] Andere typerend kenmerken van Fichtes filosofie betreffen de voorkeur van het gesproken boven het geschreven woord in filosofisch onderwijs, alsook de transformerende en belevende kracht van waar inzicht; wie filosofisch inzicht eigen maakt en in-ziet verandert ook als mens, en verandert zijn leven en handelen in de wereld.[29][30][31] De filosoof als leraar moet dit inzicht ontwikkelen en doorgeven aan de studenten en toekomstige onderwijzers, leiders en vormgevers van de wereld. Voor de filosoof-leraar is het dan ook belangrijk om niet vanuit de leerstoel als een ivoren toren te prediken, maar in levende interactie met het publiek te controleren of dit inzicht tot hen doordringt, en bij te sturen waar dat nodig is. Dit is dan ook hoe Fichte aan zijn interactieve colleges en hoorzittingen vorm gaf.[22]

Citaat[bewerken | brontekst bewerken]

  • De meeste mensen zouden nog eerder geloven dat ze een stuk lava op de maan zijn dan een Ik. [32]

Externe link[bewerken | brontekst bewerken]

Mediabestanden die bij dit onderwerp horen, zijn te vinden op de pagina Johann Gottlieb Fichte op Wikimedia Commons.