Lex Pompeia

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Lex Pompeia was de naam van meerdere wetten in het oude Rome.

Lex Pompeia de Transpadanis (89 v.Chr.)[bewerken | brontekst bewerken]

De lex Pompeia van 89 v.Chr. werd voorgesteld door de consul Gnaius Pompeius Strabo. De wet stelde dat aan de inwoners van Gallia Transpadana, die in de Bellum sociorum (bondgenotenoorlog) aan Rome trouw waren gebleven, het ius Latii zou worden verleend.[1]

Leges Pompeiae[bewerken | brontekst bewerken]

Gnaius Pompeius Magnus maior zou meerdere wetten weten erdoor te krijgen.

Lex Pompeia Licinia de tribunicia potestate (70 v.Chr.)[bewerken | brontekst bewerken]

Deze wet leidde in 70 v.Chr. tot het herstel van de macht van de tribunus plebis (volkstribunen).[2]

Lex Pompeia iudiciaria (55 v.Chr.)[bewerken | brontekst bewerken]

Deze wet stelde dat de rechters ex amplissimo censu zouden worden gekozen, dit wil zeggen dat allen tot de ordo equester moesten behoren (een afzonderlijke census voor de senatoren bestond nog niet), met behoud echter van de drie ordines van de lex Aurelia.[3] Deze wet valt in Pompeius’ tweede consulaat (55 v.Chr.).

Lex Pompeiae de vi en lex Pompeia de ambitu (52 v.Chr.)[bewerken | brontekst bewerken]

Deze wetten (respectievelijk de vi en de ambitu[4], uit zijn derde consulaat (sine collega) in 52 v.Chr., leidden enerzijds tot de invoering van een kortere procedurevorm, en anderzijds tot een verzwaring van de straffen.

Lex Pompeia de iure magistratuum (52 v.Chr.)[bewerken | brontekst bewerken]

Deze wet stelde dat niemand in afwezigheid naar een ambt mocht dingen (waarbij echter een uitzondering werd gemaakt voor Gaius Julius Caesar).[5]

Lex Pompeia de provinciis (52 v.Chr.)[bewerken | brontekst bewerken]

Deze wet stelde dat niemand een provincia zou mogen aanvaarden binnen vijf jaar na het neerleggen van zijn ambt.[6]

Noten[bewerken | brontekst bewerken]

  1. Asconius Pedianus, ad in Pisonem 3 C.
  2. Vgl. Asconius Pedianus, Pro Cornelia de maiestate 76.7-9C.
  3. Cicero, In Pisonem 39, Philippica I 8, 20.
  4. Appianus, Bellum Civile II 23-24, Cicero, Brutus 94.324, Cassius Dio, XL 52, Plutarchus, Cato minor 48.
  5. Appianus, Bellum Civile II 17-18, Cic., Phil. II 10.24, Livius, Periochae CV, Plutarchus, Cato minor 43, Pompeius 51-52, Crassus 14-15, Caesar 21, Suetonius, Caesar 24.1, Velleius Paterculus, Historia Romana II 46, Cassius Dio, XXXIX 33.
  6. Cicero, ad Atticum VIII 3.3, Caesar, Commentarii de bello civili I 85.9, Cassius Dio, XL 56, vgl. XL 46.

Referenties[bewerken | brontekst bewerken]

  • art. Pompeia (lex), in J.G. Schlimmer - Z.C. De Boer, Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid, Haarlem, 19203, p. 499.
  • art. Pompeiae (leges), in J.G. Schlimmer - Z.C. De Boer, Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid, Haarlem, 19203, p. 499.