Lucretia Jans
Lucretia Jans of Lucretia van der Mijlen (Amsterdam ca. 1602 – na 1641) overleefde het stranden van het VOC-schip Batavia op 4 juni 1629 en speelde een opvallende rol in de daarop volgende muiterij en in het proces tegen de muiters.
Biografie
Jans was de dochter van Jan (of Hans) Meynertsz en Steffanie Joosten. In 1620 trouwde ze met de diamantsnijder Boudewijn van der Mijlen (c. 1599–1629). Toen deze overleed, hertrouwde zij in 1630 met de sergeant Jacob Cornelisz Cuick. Jans vertrok uit de Republiek aan boord van de Batavia in oktober 1628, naar Batavia, de hoofdstad van de VOC op Java, waar haar man verbleef. Op 4 juni 1629 liep het schip vast op een rif bij de Abrolhos-eilanden aan de westkust van Australië. De kapitein vertrok met een deel van de bemanning naar Java om hulp te halen. Ondertussen muitte de bemanning onder leiding van Jeronimus Cornelisz met de intentie om piraterij te bedrijven. De vrouwen werden als seksslaven gebruikt, maar Cornelisz hield Jans voor zichzelf.
Toen het schip De Sardam met hulp uit Batavia aankwam, werd Cornelisz ter plekke geëxecuteerd. De anderen werden berecht in Batavia. Tijdens het proces werd Jans beschuldigd door de andere passagiers van onder meer 'ophitsinge, stijvingh tot boose feijten ende moorderije vant geberghde en t'gesalveerde volck'.[1] Jans ontkende de beschuldigingen, zelfs onder grote druk. Daarom kon zij niet veroordeeld worden. De gebeurtenis op de Batavia leidde ertoe dat de Heeren XVII de aanwezigheid van vrouwen op de VOC-schepen beperkten.
Jans' echtgenoot was inmiddels overleden. Jans keerde terug naar de Republiek in 1635.
Externe link
- Vibeke Roeper, "Jans, Lucretia", Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland, Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis
Noten
- ↑ Ketelaars, Michel (M.P.A.), 1981- ([2014]). Compagniesdochters : vrouwen en de VOC (1602-1795). Uitgeverij Balans, p. 164. ISBN 9789460036903.