Er stonden zestien vrouwen aan de start voor een wedstrijd van zestien ronden. Merel Conijn sprong vier ronden voor het einde weg en kwam twee ronden later met een voorsprong van 40 meter op de helft van het veld door. Net na het ingaan van de laatste ronde werd ze voorbijgereden door Marijke Groenewoud en Irene Schouten en liet hun ploeggenote Bente Kerkhoff een gaatje vallen. Titelhouder Schouten won haar tiende titel, voor een uitbollende Groenewoud, en Esther Kiel die de sprint van het achtervolgende groepje won.[1]