Naar inhoud springen

Nikolaus Lenau

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Mdd (overleg | bijdragen) op 16 jul 2019 om 11:53. (+ Link(s))
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Nikolaus Lenau, door Friedrich Amerling

Nikolaus Lenau, eigenlijk Nikolaus Franz Niembsch Edler von Strehlenau (Schadat 13 augustus 1802 - Oberdöbling, tegenwoordig deel uitmakend van Wenen, 22 augustus 1850) was een Oostenrijks dichter uit de Biedermeier-tijd.

Leven en werk

Lenau groeide op in een familie van verarmde adel. Hij studeerde rechten, filosofie en medicijnen in Wenen en Heidelberg, en raakte daar bevriend met Franz Grillparzer en Gustav Schwab. In 1831 liet hij zich neer in Stuttgart, waar hij meewerkte aan Johann Friedrich Cotta’s bekende tijdschrift Morgenblatt für gebildete Stände. Hij maakte naam met zijn bundels Gedichte en Schilflieder (beide 1832), en werd wel de 'Duitse Byron' genoemd. In lijn met het oeuvre van Byron omvatten zijn gedichten het hele arsenaal van romantische beelden en 'Weltschmerz'-stemmingen. Zijn poëzie is melancholisch, sterk in landschapsschilderingen en opvallend muzikaal[1].

Een ongelukkige liefde voor Freifrau Sophie von Löwenthal dreef de gespleten en gepassioneerde Lenau in 1832 naar de Verenigde Staten, waar hij op een farm rust hoopte te vinden. In 1833 keerde hij echter ontgoocheld weer naar Duitsland terug en zou enige jaren afwisselend verblijven in Württemberg en Wenen. In deze periode schreef hij zijn onvolprezen bundels Savonarola (1837) en Neuere Gedichte (1938). Zijn filosofische en historische geschriften zijn minder geslaagd.

Vanaf 1840 verergerden de psychische problemen van Lenau en vanaf 1844 verbleef hij in een tehuis. Hij overleed in 1850 in een gesticht te Oberdöbling, nabij Wenen, 48 jaar oud.

Bibliografie

  • Die Heideschenke
  • Der Unbeständige, 1822
  • Abschied. Lied eines Auswanderers, 1823
  • Die drei Indianer, 1832
  • Gedichte, 1832
  • Schilflieder, 1832
  • Bitte, 1832
  • Polenlieder, 1835
  • Der Postillion 1835
  • Faust. Ein Gedicht, 1836
  • Savonarola, 1837
  • Stimme des Kindes, 1838
  • Neuere Gedichte, 1938
  • In der Neujahrsnacht, 1840
  • Die Drei, 1842
  • Die Albigenser, 1842
  • Waldlieder, 1843
  • Blick in den Strom, 1844
  • Eitel nichts!, 1844
  • Don Juan (Fragment), 1844
  • Winternacht, 1848

Literatuur

Externe links

Noot

  1. Lenau's Don Juan (1851) werd door Richard Strauss verwerkt in een symfonische compositie. Ook andere componisten als Othmar Schoeck en Anton Rubinstein zetten gedichten van Lenau op muziek.