Naar inhoud springen

Overleg:Botkloppen

Pagina-inhoud wordt niet ondersteund in andere talen.
Onderwerp toevoegen
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Laatste reactie: 18 jaar geleden door Sybren

Uit het artikel verwijderd: het verhaal van de wonderbaarlijke redding. Dat legt niets uit over botkloppen. Daarnaast kan ik niet nagaan of deze tekst onder copyright valt of niet. --Sybren 8 jan 2006 14:50 (CET)Reageren

Vrijdag 13 januari 1849. Ondanks de invallende dooi besluiten drie inwoners van Durgerdam, een vissersdorpje even benoorden Amsterdam, te gaan botkloppen. De eerste ronde levert hen onverwacht veel vis op. Met in het achterhoofd de schulden die de familie heeft, besluit vader Bording met zijn twee zoons, nog een 'trek' te doen. Hoewel de dooi, met veel regen sterk doorzet, verwacht men dat het ijs dik genoeg zal blijven. Echter, door de harde wind scheurt de ijsvloer en de mannen raken op een enorme ijsschots op drift. Eerst in noordelijke richting, naar Uitdam. Op 14 en 15 januari 1849, naar het zuiden, voor de kust van Muiden en Naarden, om daarna weer naar het Noorden af te drijven in de richting Enkhuizen. Vlak onder de wal trachten de Bordings met geschreeuw en gezwaai de aandacht van de Enkhuizenaren te trekken. Tevergeefs. Op 22 janurai 1849 brengt een westenwind hen langs het eiland Urk in de richting van het eiland Schokland. Vijf etmalen zigzagt het de schots tussen de eilanden. Al die dagen voeden de Bordings zich met de vis uit de manden, en opgevangen regenwater. Op zaterdag 27 januari 1849 besluiten vissers vanuit Vollenhove weer uit te varen, omdat het ijs op zee geen gevaar meer vormt. Niemand gelooft dat de drie vermisten uit Durgerdam na 14 dagen nog in leven zijn. Even denkt men aan de wal stippen te zien op een ijsschots in de verte, maar dat wordt verklaard als resten zwarte grond, die op de schotsen is meegevoerd. De schipper van de zeepunter Gerrit Visser met Frederik Kroes, ontdekken de drie mannen op de ijsschots. Ze roepen hun collega's Klaas Edelenbos en Steven Kroes te hulp, maar kunnen door de opeengepakte ijsschotsen, die hun punters driegen te kraken, niet dichterbij komen. Ze halen hulp in Vollenhove. Daar bemannen Jan Driezen, Gerrit Zoetebier, Hendrick Edelenbos en Piet Tabois een zware roeiboot. (Tabois is notabene een oude kennis van de jonge Bordings). Hun boot wordt gevolgd door een tjalk van schipper Jonkman. Het blijkt zeer moeilijk de ijsschots te naderen. Piet Tabois besluit tenslotte met een ijshaak zich vanuit de boot een weg te banen naar de mannen op het ijs, door schots voor schots weg te duwen. De Bordings worden bereikt en meer dood dan levend aan boord geholpen.Klaas Bording vraagt zijn kostbare netten niet te vergeten en ook die worden aan boord gebracht. Onder de ogen van honderden toeschouwers aan de wal, worden de overlevenden naar de herberg van E.P. Seidel gebracht. De vrouw van Klaas Bording, Marritje, ontvangt enige dagen later een brief met het goede nieuws en zij wil onmiddellijk naar Vollenhove overvaren. Maar die tocht wordt toch nog als te gevaarlijk bechouwd. In gezelschap van broer Piet Staats en schoonzuster Jannetje reist zij over land via Amsterdam naar Vollenhove. De barre tocht duurt twee dagen, waarbij de wagen regelmatig tot aan de assen van de wielen in de modder zakt.

De landelijke pers besteedt veel aandacht aan het boekje met "Het Authentieke Verhaal der Wonderbare Redding", dat in 1849 wordt uitgegeven in Zwolle