Petrus Wierdsma
Petrus Wierdsma
| ||||
![]() | ||||
Algemene informatie | ||||
Geboren | Leeuwarden, 11 september 1729 | |||
Overleden | Leeuwarden, 31 december 1811 | |||
Beroep | jurist | |||
Bekend van | mede-auteur van Oude Friesche Wetten | |||
|
Petrus Wierdsma, (Leeuwarden, gedoopt 11 september 1729 - 31 december 1811), was een Fries jurist.
Na het overlijden van zijn vader in 1744 verliet Wierdsma de Latijnse school en ging werken op het kantoor van mr. Georgius Hiddema. In 1749 werd Wierdsma bevorderd tot procureur-postulant bij het stedelijk nedergerecht in Leeuwarden. Het volgende jaar werd hij gekozen als lid van de vroedschap van Leeuwarden. In 1751 werd hij door de Staten van Friesland benoemd tot notarius publicus (notaris).
In 1775 werd Wierdsma benoemd tot auditeur-militair bij de krijgsraad. Hij kreeg opdracht van de Staten-Generaal voor de opstelling van een militair strafwetboek (1795) en tot medewerking aan een burgerlijk en strafwetboek voor de Bataafse Republiek (1798).
In 1802 werd Wierdsma benoemd tot secretaris van het departementaal bestuur van Friesland en in 1807 werd hij assessor van de landdrost van Friesland.
Wierdsma is vooral bekend vanwege de Oude Friesche Wetten (twee delen, 1782-1788), die hij samen met Petrus Brantsma uitgaf. In Oude Friesche Wetten wordt het grootste deel van de Oudfriese tekst van het Freeska Landriucht (Oude Druk) weergegeven en voorzien van een Nederlandse vertaling en ophelderende aantekeningen. Om het werk te voltooien had er ook nog een derde deel moeten volgen, maar dit is nooit verschenen.