Pijnbank
De pijnbank was een middel om iemand die verdacht werd van onwettige feiten te pijnigen om een bekentenis te verkrijgen. De pijnbank bestond al veel vroeger dan de Romeinse tijd en de middeleeuwen.
De verdachte werd op de pijnbank gelegd en vastgebonden, zodat de beulen en de ondervragers alles konden doen met het slachtoffer. Er werd met vuurtoortsen, gesels, tangen, of met de waterproef gefolterd. De pijnbank was ook een soort rekbank, waarop de veroordeelde werd uitgerekt met behulp van touwen of kettingen aan het draairad. Later werden de pijnbanken geraffineerder gemaakt om iemands gewrichten te ontzetten.
Nederlanden
In 1798 werd de pijnbank bij art. 36 Algemeene Beginselen van de Staatsregeling van 1798 afgeschaft. In de eeuwen hierna is dit in de wetboeken niet meer als ondervraagmethode opgenomen. De uitdrukking "op de pijnbank leggen" wordt nog gebruikt om strenge ondervragingsmethoden aan te duiden.