Portaal:Antropologie/Uitgelicht52
Het woord allochtoon betekent letterlijk "van een andere aarde/gebied" (Oudgrieks: ἀλλος=ander, vreemd; en χθων=aarde,). Tegenover het begrip allochtoon staat de term autochtoon, dat letterlijk "uit hetzelfde gebied/grond" betekent. Met betrekking tot het woord allochtoon zijn er, wanneer het om bevolkingsgroepen gaat, verschillende definities in omloop.
Het begrip werd in 1971 geïntroduceerd door de sociologe Hilda Verwey-Jonker in een rapport voor het Nederlandse ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM), ter vervanging van het tot dan toe gangbare woord immigrant. Feitelijk was het bedoeld als eufemisme. De termen 'allochtoon' en 'autochtoon' bestaan overigens al veel langer in het Nederlands, voor 1954 werden ze gespeld als 'allochthoon' en 'autochthoon'. Ook in de biologie en geologie worden ze gebruikt om in- of uitheemse planten, dieren of verschijnselen mee te duiden. Nog in de jaren zeventig kon bijvoorbeeld een persoon uit 's-Hertogenbosch die enkele kilometers verderop naar Sint-Michielsgestel verhuisde daar als allochtoon gezien worden.