Portaal:Auto/Uitgelicht/36

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Het antiblokkeersysteem (meestal afgekort tot ABS) voorkomt dat de wielen van een auto of motor blokkeren wanneer er geremd wordt. Dit blokkeren kan optreden bij krachtig remmen of bij remmen op een glad wegdek.

ABS zorgt niet voor een kortere remweg. Het remmen wordt elektronisch geregeld. Iedere keer dat het wiel begint te slippen wordt het remmen kort onderbroken. Dit wordt door de bestuurder als een hevig trillen ervaren wat een verkeerde reactie kan uitlokken om minder hard te gaan remmen. Dit is fout: blijf stevig remmen tot de wagen voldoende is vertraagd. De auto of de remmen gaan niet stuk van het trillen.

Het heeft als voordeel dat de auto makkelijker onder controle gehouden kan worden als er bijvoorbeeld een noodstop gemaakt moet worden. Sturen tijdens een noodstop blijft mogelijk.

Het ABS kan zijn werk doen doordat een magnetische sensor (EPD) via een metalen ring met uitsparingen detecteert of het wiel nog draait. Wanneer het wiel plots stopt met draaien schakelt de elektronica kort de remmen uit. Nu kan het wiel een stukje draaien. Dan springen de remmen weer aan en gaat het wiel eventueel weer blokkeren en begint de cyclus weer opnieuw.