Portaal:Insecten/Uitgelicht/12
Een insectensteek wordt toegebracht door een angel en moet niet worden verward met een insectenbeet. Stekende insecten vinden we uitsluitend onder de vliesvleugeligen: de bijen, wespen en mieren. Dit zijn de enige insecten die een legboor hebben ontwikkeld, die later is doorgeëvolueerd tot een angel. Overigens lang niet alle Hymenoptyera hebben een angel. Daarnaast hebben andere insectenorden, zoals de Othroptera (sprinkhanen en krekels) ook een legboor maar deze is nooit tot angel omgevormd, al lijkt het orgaan soms sabelvormig. Angels zijn dus legboren die veranderd zijn in wapens, met bijbehorende gifklieren. Mannetjes-insecten kunnen dan ook niet steken. Veel andere insecten (o.a. vlooien, luizen, wantsen, muggen, dazen) kunnen wel bijten of met de monddelen steken, ter voeding of ter verdediging. Sommige spinnen kunnen bijten, hoewel in Nederland geen spinnen voorkomen met medisch gezien belangrijke beten. Grotere spinnen kunnen bij een beet wel door de huid komen maar richten geen schade aan.
Insecten steken om verschillende redenen:
- uit zelfverdediging;
- ter bescherming van het nest;
- het doden van eventuele prooidieren.
Wespen hebben een gladde angel en kunnen herhaaldelijk steken. Bijen hebben weerhaakjes aan hun angel, die na de steek in de huid van de mens blijft zitten, vaak met het nog pompende gifblaasje er nog aan. Dit kan men het beste zo snel mogelijk wegkrabben met een creditcard of met de nagel. De bij verliest na een steek een deel van zijn ingewanden en sterft korte tijd later.