Portaal:Maastricht/Uit de geschiedenis/07

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Met de Tweeherigheid wordt de Maastrichtse periode van 1204 tot 1794 aangeduid.

In 1204 werd de stad Maastricht, die zich onder de heerschappij van de prins-bisschop van Luik bevond, door de keizer in leen gegeven aan de hertog van Brabant. Vanaf dat moment had Maastricht twee heren, de prins-bisschop van Luik en de hertog van Brabant.

Het adagium (spreuk) van het stadsbestuur was dan ook: Eén heer is geen heer, twee heren zijn één heer. In 1284 werd het gezamenlijk beheer vastgelegd in een constitutioneel verdrag, de Alde Caerte genoemd. Na een aantal interpretatiedisputen werd dit in 1356 nog aangevuld met de Doghter Caerte.

Toen de Nederlandse stadhouder Frederik Hendrik in 1632 Maastricht op de Spanjaarden veroverde, traden de Staten-Generaal van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden in de rechten van de hertog van Brabant (de koning van Spanje was namelijk ook hertog van Brabant). Alde en Doghter Caerte bleven onveranderd gelden.

De tweeherigheid of het condominium bleef dus bestaan, nu met de Staten-Generaal en de bisschop van Luik als de twee heren.

Ook onder de Franse bezettingen van 1673 en 1748 bleef de regeling voortbestaan, maar de rol van de Staten-Generaal werd dan telkens overgenomen door de Franse koning. Lees meer over de Geschiedenis van Maastricht