Portaal:Tachtigjarige Oorlog/Uitgelicht artikel/14

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

De tweede Slag bij Jemmingen, thans het Duitse Jemgum, vond plaats op 21 juli 1568 tussen een Nederlands leger onder Lodewijk van Nassau en een Spaans leger onder Caspar de Robles en Fernando Álvarez de Toledo, hertog van Alva.

Na de succesvolle overwinning in de Slag bij Heiligerlee bleef Alva even in het defensief. Lodewijk van Nassau belegerde met hulp van de watergeuzen de stad Groningen, maar gaf dit op toen Alva met een nieuw leger naar het noorden trok. Lodewijk liet zich echter bij Jemmingen bij de Dollard en de Eems in Duitsland door Alva in het nauw drijven.

Lodewijk van Nassau stelde zijn infanterie op achter een greppel in twee brigades van ongeveer 5000 man elk. Deze bestonden vrijwel geheel uit huurlingen en pas gerekruteerde militia. Hier achter stond de ruiterij, zijn 16 kannonnen stelde hij op voor de infanterie. De hertog van Alva beschikte over 12 000 man voetvolk (4 tercio's), 3000 man ruiterij en een onbekend aantal kanonnen.

Alva stuurde een voorhoede van 3 arqebussierseenheden (1500 man) en 300 man cavalerie vooruit om de protestantse linie te testen. Met de rest van zijn troepen sloot hij het schiereiland af. Gedurende 3 uren voerde de Spaanse voorhoede voorzichtige aanvallen uit op de Nederlandse linie. Deze antwoordde met kleine tegenaanvallen. Toen verkenners aan Lodewijk berichtten dat er verder geen Spaanse troepen in de buurt waren, gaf deze het bevel op te rukken. Deze stuitte echter reeds na enkele honderden meters op fel arqebussier- en musketvuur. Toen de Spaanse ruiterij op het slagveld verscheen, gaf Lodewijk opdracht terug te trekken. Deze terugtocht ontaardde in een vlucht naar de veren over de Eems. 7000 man werden gedood. Alva verloor minder dan 100 man.

Deze veldslag betekende het einde van de veldoperaties. Het Spaanse leger had vrij spel.