Publius Rupilius
Publius Rupilius (volledige naam: P. Rupilius P. f. P. n.[1]) was een Romeins politicus.
Hij was ten laatste praetor in 135 v.Chr. (laatst mogelijk datum onder de Lex Villia annalis).[2]
Publius was weliswaar oorspronkelijk een dagloner, maar schopte het in 132 v.Chr. als beschermeling van Publius Cornelius Scipio Africanus minor tot consul met Publius Popillius Laenas als collega.[3] Hij ging samen met zijn collega-consul met grote gestrengheid te werk tegen de partijgenoten van Tiberius Sempronius Gracchus.[4]
Hij maakte met succes een einde aan de Eerste Slavenoorlog onder leiding van Eunus op Sicilia door de verovering van Tauromenium (Taormina) en Enna, waarbij 20000 slaven omkwamen.[5] Hij kreeg hier mogelijk een ovatio voor.[6]
Hij hervormde vervolgens als proconsul samen met een senatoriale commissie (bestaand uit tien personen) door verschillende verordeningen (leges Rupiliae) het bestuur van Sicilia (131 v.Chr.).[7]
Zijn broer, Lucius Rupilius, dingde eveneens - zij het tevergeefs - met de steun van Scipio naar het consulaat. Publius zou zijn gestorven aan de teleurstelling voor dit verlies van zijn broer.[8]
Noten
- ↑ Fasti Capitolini (= A. Degrassi, Fasti Consulares et Triumphales, in Inscriptiones Italiae XIII.1, Rome, 1947, pp. 62f., 125f., 470f.: P. Popi[ll]ius C. f. P. [n. Laenas]; P. Rupilius P. f. P. n.), Chronograaf van 354 (Laenas et Calibo); Fasti Hydatiani (Laenate et Rutilio), Chronicon Paschale, Cassiodorus (Sulpicius ipv. Rupilius).
- ↑ T.R.S. Broughton, The Magistrates of the Roman Republic, I, New York, 1951, p. 489.
- ↑ Marcus Tullius Cicero, In Verrem 2 IV 112, Laelius de amicitia 11.37, 20.73, Ad Atticum XIII 32.3; Fasti Capitolini (= A. Degrassi, Fasti Consulares et Triumphales, in Inscriptiones Italiae XIII.1, Rome, 1947, pp. 62f., 125f., 470f.: P. Popi[ll]ius C. f. P. [n. Laenas]; P. Rupilius P. f. P. n.), Chronograaf van 354 (Laenas et Calibo); Fasti Hydatiani (Laenate et Rutilio).
- ↑ Cicero, Laelius de amicitia 11.37, Valerius Maximus, Facta et dicta memorabilium III 7 § 1.
- ↑ Cicero, In Verrem 2 III 125, Titus Livius, Periochae LIX, Diodoros van Sicilië, Bibliotheca historica XXXIV-XXXV 2.20-23, Valerius Maximus, Facta et dicta memorabilium II 7 § 3, VI 9 § 8, 12, ext. 1, Orosius, Historiae adversum paganos V 9.7
- ↑ A. Degrassi, Fasti Consulares et Triumphales, in Inscriptiones Italiae XIII.1, Rome, 1947, p. 558.
- ↑ Cicero, In Verrem 2 2.32-44, 59, 90, 125, , Valerius Maximus, Facta et dicta memorabilium VI 9 § 8, pseudo-Asconius Pedianus, 264 (ed. T. Stangl), Scholia Gronoviana 334 (ed. T. Stangl). Vgl. CIL I², p. 764, nr. 383 n (P. Ru[pilius])
- ↑ Marcus Tullius Cicero, Tusculanae Disputationes IV 40 (= C. Fannius), De Amicitia 73, Plinius maior, Naturalis historia VII 122.
Referenties
- art. Rupilius (1), in F. Lübker - trad. ed. J.D. Van Hoëvell, Classisch Woordenboek van Kunsten en Wetenschappen, Rotterdam, 1857, p. 839.
- T.R.S. Broughton, The Magistrates of the Roman Republic, I, New York, 1951, pp. 489, 497.