Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Toth(overleg | bijdragen) op 26 dec 2019 om 12:00.
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Rorate is een gregoriaansintroïtusgezang voor de Mis van de vierde zondag van de Advent en tevens de naam voor deze zondag van de Advent. De tekst van het gezang is gebaseerd op de oudtestamentische tekst: Jesaja 45,8.
De liturgische kleur die op die zondag, en tijdens de Advent in het algemeen, wordt gebruikt is paars, omdat de Advent een periode is van inkeer en voorbereiding op de komst van de Heer.
Introïtusgezang
Latijn
Nederlands
Rorate caeli desuper,
et nubes pluant iustum:
aperiatur terra,
et germinet Salvatorem.
Dauwt, hemelen, van boven
gij wolken, beregene de rechtvaardige:
Opdat de aarde zich zal openen
en de Heiland er uit zal ontspruiten.
Wisselgezang
Naast het introïtusgezang bestaat er ook een lied in het wisselend deel van de Mis, zoals dat in de Adventstijd wordt gezongen. Dit lied heeft een refrein dat overeenkomt met het genoemde intrïtusgezang, en dit lied wordt wel toegeschreven aan de vroegchristelijke dichter Aurelius Clemens Prudentius. Het lied luidt als volgt:
Latijn
Nederlands
Refrein: Roráte caéli désuper, et núbes plúant jústum.
Refrein: Dauwt, hemelen, van boven, gij, wolken, beregene de rechtvaardige.
Ne irascáris Dómine,
ne ultra memíneris iniquitátis:
ecce cívitas Sáncti fácta est desérta:
Síon desérta fácta est:
Jerúsalem desoláta est:
dómus sanctificatiónis túæ et glóriæ túæ,
ubi laudavérunt te pátres nóstri. - Refrein
Wees niet langer vertoornd, o Heer, denk niet langer aan onze zonden.
Zie, de heilige stad is tot woestijn geworden, Sion is tot woestijn geworden.
Jerusalem is verdord, het huis van Uw heiliging en Uw heerlijkheid, waar onze vaderen U geprezen hebben. - Refrein
Peccávimus, et fácti súmus tamquam immúndus nos,
et cecídimus quasi fólium univérsi:
et iniquitátes nóstræ quasi véntus abstulérunt nos:
abscondísti faciem túam a nóbis,
et allisísti nos in mánu iniquitátis nóstræ. - Refrein
We hebben gezondigd en zijn onrein geworden en zijn ter aarde gevallen als een blad,
en onze zonden hebben ons als de wind weggeblazen. U hebt Uw aangezicht verborgen voor ons
en ons verpletterd door de zwaarte van onze schuld. - Refrein
Víde Dómine afflictiónem pópuli túi,
et mítte quem missúrus es:
emítte Agnum dominatórem térræ,
de pétra desérti ad móntem fíliæ Síon:
ut áuferat ípse júgum captivitátis nóstræ. - Refrein
Aanschouw, Heer, de droefheid van Uw volk, en zend ons degene, die U zenden wil.
Zend het Lam, de heerser van de Aarde,
van de rotsen der woestijn tot de berg van de dochter van Sion, opdat hij het juk van onze knechting wegneemt. - Refrein
Consolámini, consolámini, pópule méus:
cito véniet sálus túa:
quare mœróre consúmeris,
quia innovávit te dólor?
Salvábo te, nóli timére,
égo enim sum Dóminus Déus túus,
Sánctus Israël, Redémptor túus. - Refrein
Ge zult getroost worden, getroost worden, Mijn volk! Spoedig zal uw heil komen. Waarom verliest u zich in verdriet,
terwijl dit juist uw smart verdiept heeft? Vrees niet, Ik zal u redden.
Want ik ben de Heer, uw God, de Heilige van Israël, uw Verlosser. - Refrein