Rotor (elektromotor)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door RomaineBot (overleg | bijdragen) op 9 sep 2019 om 05:03. (|{{Largethumb}}| is redundant, gebruik voortaan |thumb|)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Rotorkooi van een inductiemotor. De draaiing van de kooi is lichtjes overdreven voor de duidelijkheid.

De rotor of het anker van een elektromotor of generator is het ronddraaiende deel. Afhankelijk van het type elektromotor heeft de rotor een verschillende opbouw. Zo worden er voor inductiemotoren (ook wel asynchrone motoren genoemd) kooiankers gebruikt, terwijl er voor synchrone motoren of gelijkstroommotoren rotorwikkelingen aanwezig moeten zijn.

De wisselstroomseriemotor heeft zowel spoelen in de stator als in de rotor. Via koolborstels in de stator en de commutator op de rotor wordt een stroomkring verkregen met de verschillende spoel-paren. Doordat de rotor steeds een stukje verdraait onder invloed van de twee magneetvelden (stator versus rotor) worden er steeds weer andere spoelen in de rotor in de stroomkring geschakeld. Hierdoor blijft de rotor draaien, en kan zijn toerental zonder enige mechanische belasting erg hoog oplopen. (Het op hol slaan van een seriemotor) De draairichting wordt bij gelijkstroommotoren bepaald door de polariteit van de aangelegde spanning (MITS de Stator permanent magnetisch is!) Bij elektromagnetische statoren wordt de draairichting op dezelfde manier verwisseld als bij een wisselstroommotor. Wisselstroommotoren hebben normaliter geen permanente magneten in de Stator. Bij wisselstroommotoren wordt dit bepaald door de ompoling van (ALLEEN) de statorspoelen.

Zie ook