Naar inhoud springen

Signaalwoord

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Kippenvlees1 (overleg | bijdragen) op 23 mrt 2020 om 13:41. (Wijzigingen door 2A02:1811:D58C:2A00:D9C6:61F4:589B:DB7E (Overleg) hersteld tot de laatste versie door XXBlackburnXx)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.

Een signaalwoord, verbindingswoord of indicator is een woord of woordgroep waarmee een verband wordt aangegeven tussen twee alinea's, zinnen of deelzinnen. Hiermee wordt informatie gegeven over de opbouw van een tekst of tekstgedeelte. Het woord "signaleert" een opsomming, het "signaleert" een tegenstelling, een plaats, een chronologisch verband, enzovoorts.

Er kan onderscheid gemaakt worden tussen signaalwoorden met verschillende functies. Hierbij een niet-volledige lijst met de meest voorkomende signaalwoorden:

  • Opsomming: en, of, en/of, bovendien, ook, verder, eveneens, ten eerste (ten tweede etc.), daarnaast, evenals, tevens, gevolgd door, ten slotte, hierna, vervolgens, nog, sommige, ...;
  • Tegenstelling: maar, echter, hoewel, ofschoon, toch, daarentegen, anderzijds, in tegenstelling tot, desondanks, desalniettemin, niettegenstaande, desniettegenstaande, staat tegenover, sommige, ...;
  • Plaats: hier, waarop, daar, waarvandaan, waarin, waar, ...;
  • Chronologisch verband (tijd): wanneer, toen, eerst, vervolgens, terwijl, daarna, nadat, voordat, vroeger, later, nu, nou, dan, als, al, bijna, dadelijk, ...;
  • Oorzaak en gevolg: daardoor, doordat, door, waardoor, zodat, ten gevolge van, vervolgens, zodoende, dankzij, te danken aan, ...;
  • Samenvatting: kortom, samengevat, dus, vandaar dat, hieruit volgt, samenvattend, al met al, met andere woorden, om kort te gaan, ...;
  • Conclusie: dus, aldus, concluderend, kortom, dat betekent, ter conclusie, tot slot, ...;
  • Vergelijking: zoals, hetzelfde, als, in vergelijking met, zo, evenals, soortgelijk(e), ...;
  • Toelichting of voorbeeld: bijvoorbeeld, een voorbeeld hiervan, zo, ter illustratie, zoals, daar,...;
  • Doel en middel: door middel van, om te, opdat, daartoe, daarmee, waarmee, ...;
  • Reden of verklaring: want, omdat, daarom, namelijk, immers, aangezien, dus, daardoor, vanwege, ...;
  • Voorwaarde: als, indien, wanneer, mits, stel dat, tenminste, in het geval dat, voor het geval dat, tenzij, tenware[1], ...;
  • Belemmerende omstandigheid: tenzij,....;