Samengesteld werkwoord: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Madyno (overleg | bijdragen)
Madyno (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 1: Regel 1:
Een '''samengesteld werkwoord''' is een [[lexicale eenheid]] die bestaat uit een [[werkwoord]] en een [[affix]] in de vorm van een [[zelfstandig naamwoord]] of [[voorzetselbijwoord]]. Dergelijke werkwoorden komen vooral in het [[Nederlands]], [[Duits]] en [[Hongaars]] veel voor.
Een '''samengesteld werkwoord''' is een [[lexicale eenheid]] die bestaat uit een [[werkwoord]] en een [[affix]] in de vorm van een [[zelfstandig naamwoord]], een [[bijvoeglijk naamwoord]] of [[voorzetselbijwoord]]. Dergelijke werkwoorden komen vooral in het [[Nederlands]], [[Duits]] en [[Hongaars]] veel voor.


== Nederlands ==
== Nederlands ==
Regel 5: Regel 5:


Enkele voorbeelden van scheidbaar samengestelde werkwoorden zijn:
Enkele voorbeelden van scheidbaar samengestelde werkwoorden zijn:
* ''paard-rijden'' → ''Ik rijd paard'', ''Jij rijdt paard'' enz, maar: ''Ik heb paardgereden''.
* ''paard-rijden'' → ''Ik rijd paard'', ''Jij rijdt paard'' enz., maar: ''Ik heb paardgereden''.
*''op-leggen'' → ''Ik leg op'', ''Jij legt op'' enz., maar: ''Ik heb opgelegd''.
* ''fluit-spelen'' → ''Ik speel fluit'', ''Jij speelt fluit'' enz., maar: ''Ik heb fluitgespeeld''.
* ''hard-lopen → ''Ik loop hard'', ''Jij loopt hard'' enz., maar: ''Ik heb hardgelopen''.
* ''wit-wassen → ''Ik was wit'', ''Jij wast wit'' enz., maar: ''Ik heb witgewassen''.
* ''op-leggen'' → ''Ik leg op'', ''Jij legt op'' enz., maar: ''Ik heb opgelegd''.
* ''aan-komen'' → ''Ik kom aan'', ''Jij komt aan'' enz., maar: ''Ik ben aangekomen''.
* ''aan-komen'' → ''Ik kom aan'', ''Jij komt aan'' enz., maar: ''Ik ben aangekomen''.


Het tweede deel van een samengesteld werkwoord staat dus in de regel altijd aan het einde van de ([[hoofdzin|hoofd]])zin. Dit betekent dat het direct achter het werkwoord komt te staan als er geen andere zinsdelen meer zijn:
Het tweede deel van een scheidbaar samengesteld werkwoord staat dus in de regel altijd aan het einde van de ([[hoofdzin|hoofd]])zin. Dit betekent dat het direct achter het werkwoord komt te staan als er geen andere zinsdelen meer zijn:
* Ik ''rijd'' graag ''paard''.
* Ik ''rijd'' graag ''paard''.
* Ik ''speel'' goed ''fluit''.
* Ik ''loop'' geregeld ''hard''.
* Ik ''was'' het geld ''wit''.
* Ik ''kom'' morgenavond ''aan''.
* Ik ''kom'' morgenavond ''aan''.
* Ik ''kom terug'' zodra ik meer weet (hoofdzin + [[bijzin]]).
* Ik ''kom terug'' zodra ik meer weet (hoofdzin + [[bijzin]]).


Van '''onscheidbare''' samengestelde werkwoorden blijven de samenstellende delen in de vervoegingen bijeen:
Samengestelde werkwoorden dienen onderscheiden te worden van de werkwoorden met een (meestal onbeklemtoond) [[Prefix (taalkunde)|voorvoegsel]], zoals de werkwoorden ''berijden'' en ''verleggen'' met de voorvoegsels ''be-'' en ''ver-''. Bij deze werkwoorden is het voorvoegsel een vast deel van het woord en kan daar niet van gescheiden worden. Daarnaast krijgen zulke werkwoorden niet het voorvoegsel ''ge-'' in de verleden tijd; het bestaande voorvoegsel "vervangt" dit als het ware. Er bestaat een aantal werkwoorden die zowel scheidbaar als met voorvoegsel kunnen zijn, zoals ''voorkomen'' (''kom voor'' of ''voorkom''). De spelling van beide is voor veel van de vormen hetzelfde, maar de plaats van de klemtoon verschilt waardoor het onderscheid wel in spraak te horen is. In de spelling wordt de klemtoon soms aangeduid met een streepje als er verwarring kan ontstaan: ''vóórkomen'' of ''voorkómen''.

* Zo ''voorkom'' je erger. Zo is erger ''voorkomen''.
* Hij ''doorliep'' de school met moeite. Hij heeft de school met moeite ''doorlopen''.
* De man ''volhardde'' in zijn pogingen. De man heeft in zijn pogingen ''volhard''.

Samengestelde werkwoorden dienen onderscheiden te worden van de werkwoorden met een (meestal onbeklemtoond) [[Prefix (taalkunde)|voorvoegsel]], zoals de werkwoorden ''berijden'' en ''verleggen'' met de voorvoegsels ''be-'' en ''ver-''. Bij deze werkwoorden is het voorvoegsel een vast deel van het woord en kan daar niet van gescheiden worden. Daarnaast krijgen zulke werkwoorden niet het voorvoegsel ''ge-'' in de verleden tijd; het bestaande voorvoegsel "vervangt" dit als het ware.

Er bestaat een aantal werkwoorden die zowel scheidbaar als met voorvoegsel kunnen zijn, zoals ''voorkomen'' (''kom voor'' of ''voorkom''). De spelling van beide is voor veel van de vormen hetzelfde, maar de plaats van de klemtoon verschilt waardoor het onderscheid wel in spraak te horen is. In de spelling wordt de klemtoon soms aangeduid met een streepje als er verwarring kan ontstaan: ''vóórkomen'' of ''voorkómen''.


Enkele werkwoorden, zoals ''stofzuigen'', ''voetballen'' en ''zweefvliegen'' vormen een uitzondering op deze regel. Zij zijn niet scheidbaar (''ik stofzuig'', niet ''ik zuig stof''), maar zijn ook geen werkwoord met voorvoegsel (''ik heb '''ge'''stofzuigd''). Het wordt daarnaast ook [[Zwak werkwoord|zwak]] vervoegd (''stofzuigde'') en niet sterk (''stofzoog'') zoals het basiswerkwoord ''zuigen''. Hier is sprake van een soort rudimentaire vorm van [[incorporatie (taalkunde)|incorporatie]], iets dat vooral in [[polysynthetische talen]] veel voorkomt.
Enkele werkwoorden, zoals ''stofzuigen'', ''voetballen'' en ''zweefvliegen'' vormen een uitzondering op deze regel. Zij zijn niet scheidbaar (''ik stofzuig'', niet ''ik zuig stof''), maar zijn ook geen werkwoord met voorvoegsel (''ik heb '''ge'''stofzuigd''). Het wordt daarnaast ook [[Zwak werkwoord|zwak]] vervoegd (''stofzuigde'') en niet sterk (''stofzoog'') zoals het basiswerkwoord ''zuigen''. Hier is sprake van een soort rudimentaire vorm van [[incorporatie (taalkunde)|incorporatie]], iets dat vooral in [[polysynthetische talen]] veel voorkomt.

Versie van 10 jan 2016 21:25

Een samengesteld werkwoord is een lexicale eenheid die bestaat uit een werkwoord en een affix in de vorm van een zelfstandig naamwoord, een bijvoeglijk naamwoord of voorzetselbijwoord. Dergelijke werkwoorden komen vooral in het Nederlands, Duits en Hongaars veel voor.

Nederlands

In het Nederlands zijn de meeste samengestelde werkwoorden ook scheidbare werkwoorden. Dit wil zeggen dat bij de meeste vervoegingen - behalve het tegenwoordig of voltooid deelwoord - het tweede deel van het eerste wordt losgekoppeld en dan in de regel achteraan in de zin komt te staan, na alle andere zinsdelen. Dit is een gevolg van de V2-regel, zie daar voor meer informatie.

Enkele voorbeelden van scheidbaar samengestelde werkwoorden zijn:

  • paard-rijdenIk rijd paard, Jij rijdt paard enz., maar: Ik heb paardgereden.
  • fluit-spelenIk speel fluit, Jij speelt fluit enz., maar: Ik heb fluitgespeeld.
  • hard-lopen → Ik loop hard, Jij loopt hard enz., maar: Ik heb hardgelopen.
  • wit-wassen → Ik was wit, Jij wast wit enz., maar: Ik heb witgewassen.
  • op-leggenIk leg op, Jij legt op enz., maar: Ik heb opgelegd.
  • aan-komenIk kom aan, Jij komt aan enz., maar: Ik ben aangekomen.

Het tweede deel van een scheidbaar samengesteld werkwoord staat dus in de regel altijd aan het einde van de (hoofd)zin. Dit betekent dat het direct achter het werkwoord komt te staan als er geen andere zinsdelen meer zijn:

  • Ik rijd graag paard.
  • Ik speel goed fluit.
  • Ik loop geregeld hard.
  • Ik was het geld wit.
  • Ik kom morgenavond aan.
  • Ik kom terug zodra ik meer weet (hoofdzin + bijzin).

Van onscheidbare samengestelde werkwoorden blijven de samenstellende delen in de vervoegingen bijeen:

  • Zo voorkom je erger. Zo is erger voorkomen.
  • Hij doorliep de school met moeite. Hij heeft de school met moeite doorlopen.
  • De man volhardde in zijn pogingen. De man heeft in zijn pogingen volhard.

Samengestelde werkwoorden dienen onderscheiden te worden van de werkwoorden met een (meestal onbeklemtoond) voorvoegsel, zoals de werkwoorden berijden en verleggen met de voorvoegsels be- en ver-. Bij deze werkwoorden is het voorvoegsel een vast deel van het woord en kan daar niet van gescheiden worden. Daarnaast krijgen zulke werkwoorden niet het voorvoegsel ge- in de verleden tijd; het bestaande voorvoegsel "vervangt" dit als het ware.

Er bestaat een aantal werkwoorden die zowel scheidbaar als met voorvoegsel kunnen zijn, zoals voorkomen (kom voor of voorkom). De spelling van beide is voor veel van de vormen hetzelfde, maar de plaats van de klemtoon verschilt waardoor het onderscheid wel in spraak te horen is. In de spelling wordt de klemtoon soms aangeduid met een streepje als er verwarring kan ontstaan: vóórkomen of voorkómen.

Enkele werkwoorden, zoals stofzuigen, voetballen en zweefvliegen vormen een uitzondering op deze regel. Zij zijn niet scheidbaar (ik stofzuig, niet ik zuig stof), maar zijn ook geen werkwoord met voorvoegsel (ik heb gestofzuigd). Het wordt daarnaast ook zwak vervoegd (stofzuigde) en niet sterk (stofzoog) zoals het basiswerkwoord zuigen. Hier is sprake van een soort rudimentaire vorm van incorporatie, iets dat vooral in polysynthetische talen veel voorkomt.

Duits

In het Duits worden samengestelde werkwoorden volgens hetzelfde principe als in het Nederlands gescheiden:

  • Er ist angekommen — Hij is aangekomen.
  • Ich komme morgen an - Ik kom morgen aan.

Een verschil met het Nederlands is dat in het Duits het woordje zu aaneen wordt geschreven:

  • anzukommen - aan te komen

Engels

Het Engels heeft naast gewone samengestelde werkwoorden zoals overhaul, "reviseren", en woorden als upload en download tevens een alternatieve constructie, de als werkwoord fungerende woordgroep.

Hongaars

Zie Hongaars werkwoord voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

In het Hongaars worden samengestelde werkwoorden soms gescheiden in ontkennende zinnen. Een voorbeeld is het werkwoord letesz, "ophangen", "de verbinding verbreken":

  • Leteszem a telefont. — Ik hang op.
  • Nem teszem le a telefont - Ik hang niet op.

Hetzelfde gebeurt bij imperatieven die een verbod uitdrukken:

Ne tedd le a telefont! — Hang niet op!

Een andere woordvolgorde versterkt de kracht van het verbod en de intonatie van de spreker:

Le ne tedd a telefont! - Niet ophangen !!