Hugenoten
Hugenoten is de benaming die in de 16e en 17e eeuw in Frankrijk werd gegeven aan protestanten. De herkomst van het woord is onduidelijk. Mogelijk verwijst het naar Besançon Hugues, de leider van een revolutie in Genève, of is het een verbastering van het woord "Eidgenossen" dat het niet-Franse karakter van het protestantisme wil beklemtonen. Ook kan het woord afstammen van 'le Hugon', dit betekent kwade geest. De katholieken gebruikten de term 'hugenoten' als scheldnaam. Later namen de protestanten in Frankrijk deze term over.
Vervolging
De hugenoten waren de Franse aanhangers van Calvijn. In het katholieke Frankrijk kwam het vanaf 1562 tot bloedige godsdienstoorlogen, waarbij vele hugenoten werden vermoord. Vooral de Bartholomeüsnacht in 1572 kostte vele hugenoten het leven. De vijfde heilige oorlog tegen de hugenoten begon op 23 februari 1574, de vervolging duurt tot 1598. In dat jaar vaardigde koning Hendrik IV het 'Edict van Nantes' uit, dat aan de hugenoten vrijheid van religie toekende. Hendrik IV was zelf ooit hugenoot geweest, maar had zich, om de troon te kunnen bestijgen, bekeerd tot het katholieke geloof. Ondanks de vrijheid van geloof werd het niet echt veilig voor de hugenoten in Frankrijk. Omstreeks 1660 besloten steeds meer hugenoten Frankrijk te ontvluchten. Toen in 1685 koning Lodewijk XIV een einde maakte aan het Edict van Nantes, werden de hugenoten in Frankrijk definitief tot ongewenste personen verklaard.
Vlucht uit Frankrijk
De koning pakte de vervolging van de protestantse hugenoten weer op. Ze konden kiezen tussen zich bekeren tot het katholicisme en de dood. De vervolging was zo heftig dat velen besloten te vluchten, hoewel het hun door de koning verboden was Frankrijk te verlaten. Een groep hugenoten emigreerde naar Noord-Amerika en stichtte in 1689 New Rochelle, in de buurt van het huidige New York. Een andere groep vertrok naar Zuid-Afrika, waar ze door de Nederlandse heersers verspreid werd om beter te integreren in de bestaande kolonie. Toch valt in Franschhoek, nabij Paarl, duidelijk de Franse sfeer te proeven en staat er een monument en museum voor de hugenoten. De Afrikaners (voor ongeveer eenvijfde) en kleurlingen van Zuid-Afrika stammen voor een niet onbelangrijk deel van de hugenoten af, met achternamen als Terblanche, Pienaar, Trichardt, Viljoen, De Klerk, Marais, Cilliers, Du Plessis, Du Preez, De Villiers, Du Toit, Boshoff, Jacobs, Malherbe, Labuschagne, Du Pisanie, Retief, Malan, Cronjé, Naudé, Fouché, Viljee, De la Rey enzovoort. Hun invloed in de ontstaansgeschiedenis van de genoemde twee aanverwante groepen in Zuid-Afrika, die verder met name van Nederlanders, Duitsers, inheemse Khoisan en Oosterse slaven (India, Indonesië, Madagaskar) afstammen, was verhoudingsgewijs veel groter dan hun aantal, doordat ze in tegenstelling tot de andere groepen vooral uit de bourgeoisie en zelfs de aristocratie kwamen. Zuid-Afrika heeft onder andere het ontstaan van haar wijncultuur in grote mate aan de aldaar gevestigde hugenoten te danken. De hugenoten die naar Amerika en Afrika vluchtten, waren echter in de minderheid. Verreweg de meesten vertrokken naar Pruisen, Engeland en vooral naar Nederland. Zo’n 12.000 hugenoten kwamen in Amsterdam terecht. Aldus was rond 1700 ongeveer 6% van de Amsterdammers Frans; er waren Franse buurten en kroegen en een Franse kerk (de Waalse kerk). Veel hugenoten kwamen terecht in het boekenvak, omdat dit gilde vreemdelingen toeliet. Van de 230 uitgevers die Amsterdam tussen 1680 en 1730 telde, waren er 80 hugenoots. De kerken die ontstonden uit deze groepen van vluchtelingen werden bekend onder de naam "Refuge". Vanuit Nederland zijn ook enkele families naar Suriname getrokken.
Literaire verwerking
Het verhaal van een Surinaamse hugenotenfamilie wordt beschreven in de historische roman De stille plantage (1931) van de Surinaamse schrijver Albert Helman en veel later ook in Ma Rochelle Passée, Welkom El Dorado (1996) van Cynthia Mc Leod. In 1964 had de Nederlandse auteur Jan Overduin zijn roman Tragedie in Toulouse aan de hugenoten gewijd.
Namen
Dat sommige Nederlanders een hugenootse achtergrond hebben, is soms alleen bekend door de Nederlandse schrijfwijze van de Franse achternaam: Plessius (du Plessis), Blansjaar (Blanchard), Tokkie (Toquet), Dusseljee (i.p.v. Du Cellier), de Jeu (du Jeu), Morre (Morré), Fransooijs (François), Lenoble (Le Noble), Kanaar (Canard) of Kwant (Quant).
Het Hugenotenkruis
Het hugenotenkruis dateert uit de zeventiende eeuw, de exacte herkomst is nog steeds een raadsel. Vermoed wordt dat het kruis ontworpen is door edelsmid Maystre uit Nîmes in 1688, drie jaar na de herroeping van het Edict van Nantes. Het kruis was onmiddellijk een succes, omdat het de protestantse gelovigen de mogelijkheid gaf een kruis te dragen dat anders was dan het gehate rooms-katholieke symbool. In het begin werd het hugenotenkruis alleen gedragen door de hugenoten, sinds de 19e eeuw geldt het als algemeen calvinistisch symbool.