Syndroom van Crouzon

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Esculaap Neem het voorbehoud bij medische informatie in acht.
Raadpleeg bij gezondheidsklachten een arts.
Syndroom van Crouzon
Dysostosis craniofacialis hereditaria
Baby met het Crouzon-syndroom
Synoniemen
Latijn dysostosis craniofacialis[1]

morbus Crouzon[2]

Nederlands crouzonsyndroom[3]

ziekte van Crouzon[4]
oculair hypertelorisme[4]

Coderingen
ICD-10 Q75.1
Portaal  Portaalicoon   Geneeskunde

Het syndroom van Crouzon[5] of dysostosis craniofacialis herededitaria[3][4] is een aangeboren craniosynostosesyndroom. De aandoening wordt autosomaal dominant overgeërfd met wisselende expressie (leden van een familie kunnen een verschillend sterke mate van misvorming van de schedel en het gelaat vertonen). Bij circa één derde van de patiënten betreft het een nieuwe mutatie (die dan echter door de patiënt wel kan worden doorgegeven). De frequentie is ongeveer 1 op 25.000 geboorten.

Het syndroom werd voor het eerst beschreven door de Franse neuroloog Louis Crouzon in 1912.

Kenmerken[bewerken | brontekst bewerken]

  • voortijdige sluiting van een aantal schedelnaden, waardoor de groei van de hersenen in het geding kan komen en de schedel een ongewoon hoge of brede vorm aan kan nemen.
  • uitpuilende, wat wijder dan normaal uit elkaar staande ogen
  • achterblijven van de groei van het middendeel van het gelaat (neus, bovenkaak)
  • Het lijkt sterk op het syndroom van Apert, maar de hierbij optredende misvormingen van vingers en tenen ontbreken.

Oorzaak[bewerken | brontekst bewerken]

Een mutatie in het op chromosoom 10 gelegen gen FGFR2, net als bij het syndroom van Apert.

Incidentie[bewerken | brontekst bewerken]

In Nederland treft het syndroom van Crouzon 1 op 25.000 geboren kinderen. Het maakt ongeveer 5% van het totale aantal craniosynostosen uit.

Andere craniosynostosesyndromen zijn:

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]