Thomas van Seeratt (rentmeester)
Thomas van Seeratt (Småland, 1676 - Groningen, 24 maart 1736[1]) was commies-provinciaal en vanaf 1721 rentmeester van de provinciegoederen in de provincie Groningen. Hij is van grote betekenis geweest voor de waterstaatsorganisatie in de provincie.
Thomas van Seeratt werd geboren in Hakarp, een dorp in de omgeving van Huskvarna, in het Zweedse Småland. Hij heette oorspronkelijk Thomas van Rappholt. Van Seeratt wordt in de bronnen ook wel aangeduid als (van) Zeerat, Serat of Zeurat.[2] Zijn familie van vaderszijde kwam uit Silezië, zijn moeder was van Estlandse en Zweedse afkomst.
In 1707 kwam hij in dienst van de West-Indische Compagnie (WIC) in de functie van kapitein. Als zodanig vervoerde hij enkele duizenden slaafgemaakten tussen Ghana (Fort Elmina) en Curaçao.[1] In 1716 werd hij aangesteld als commies-provinciaal (te vergelijken met de functie van hoofd van de provinciale waterstaat). Als zodanig bracht Van Seeratt gedeputeerde staten op de hoogte van de slechte toestand van de Groninger zeedijken, door onverantwoordelijk handelen van dijkplichtigen.
Kapitein bij de WIC
[bewerken | brontekst bewerken]In 1707 is Van Seeratt in dienst van de WIC en maakt verschillende reizen naar Afrika als kapitein. Zoals veel WIC-schepen is zijn schip ook een onderdeel van de slavenhandel. Hij wordt door de kamer Amsterdam van de WIC benoemd tot kapitein van het jacht Elmina, en tussen 1707 en 1717 komt zijn naam regelmatig voor in de notulen van de WIC. Daaruit blijkt dat hij pas in april 1708 terugvoer als schipper van de Eva Maria, mat een lading palmolie, olifantstanden, crevel en goud. Crevel is wellicht een verbastering van het Engelse gravel, wat toendertijd ook gebruikt werd voor gouderts. Hij had ook wat limoensap aan boord voor eigen rekening. Hiervoor had hij geen toestemming en moest zich daarvoor verantwoorden voor de Heren Bewindvoorders in Amsterdam.
In 1709 vertrekt hij weer van Texel met een vloot en een paar konvooischepen. In 1710 was hij weer thuis. Maar de heren te Amsterdam blijven slecht over hem te spreken. Zij beschuldigden hem ervan van zijn instructie en artikelbrief te zijn afgeweken. Immers "om zijn lorrendraijerijen"[3] te plegen was hij voor de wal van het konvooi, waarmee hij uit Engeland was gekomen, afgestoken en een dag vroeger op Texel gearriveerd. Door zo te handelen had hij, meenden zij, schip en lading in gevaar gebracht, met het gevolg dat de assuradeurs aanspraak konden maken op de premie. Zijn gage werd verbeurd verklaard. Maar de overige kamers vonden dit blijkbaar niet zo erg, want in een verenigde vergadering van alle kamers werd bepaald dat zijn achterstallige gage wel uitbetaald moest worden.
In 1713 ging Van Seeratt weer op weg met het schip "De Africaense Galeij". Ze leden echter schipbreuk voor de Moorse kust. Hij overleefde dit en verscheen op 3 november van dat jaar voor de bewindhebbers om verantwoording af te leggen.
In 1715 was zijn laatste vaart met "De Nieuwe Post", een slavenhaler van de Groningse kamer "Stad en Lande" van de WIC. Dit schip van 118 voet lang voer naar het Loango-kustgebied, dat zich uitstrekt van het huidige Gabon tot Angola, om daar slaven in te kopen voor de markt op Curaçao. Onderweg veroverde hij het Zeeuwse illegale smokkelschip "Vlissings Welvaren". Dit schip was ook volgeladen met tot slaaf gemaakte Afrikanen. Van de 795 slaven op beide schepen werden bij aankomst op Curaçao 753 verkocht. De overige Afrikanen waren te zwak, te ziek of inmiddels overleden. In juni 1716 kwam Van Seeratt behouden weer aan op Texel.[2] In het archief van de Kamer Stad en Lande is over deze reis weinig terug te vinden.
Van Seeratts' neef Jurriaan Lindenberg voer na het stoppen van Van Seeratt ook voor de WIC en leidde daarbij meerdere slaventochten, de vroegste in 1727 en de laatste in 1747.[2] Dat het Van Seeratts' neef is, blijkt uit een testament van Van Seeratt en Scottaway uit 1728, waarin Van Seeratt zijn neef een zilveren lampet met het wapen van het Aduarderzijlvest erop belooft.[4]
Commies Provinciaal
[bewerken | brontekst bewerken]Maar omdat hij door deze reis wel goede contacten had aangeknoopt met Stad en Lande zag hij kans om benoemd te worden als commies provinciaal voor de waterstaat als opvolger van Fecko Veltman. De belangrijke personen in de Groningse kamer van de WIC waren ook lid van Gedeputeerde Staten. Het is onduidelijk waarom hij hiervoor benoemd werd, omdat hij op dit gebied geen ervaring had. Wellicht zocht met vooral iemand die doortastend zou kunnen handelen. Tijdens zijn kennismakingsreis langs de dijken begin 1717 constateerde hij veel zwakke plekken en een zwakke organisatievorm. Dit zette bij een aantal bestuurders wel kwaad bloed.
Kerstvloed
[bewerken | brontekst bewerken]Aan het eind van zijn eerste jaar als Provinciaal Commies was er een zware storm met overstromingen, Bij deze Kerstvloed van 1717 werd de provincie zwaar getroffen. Het zeewater reikte na de dijkbreuken tot de stad Groningen. Meer dan 2000 mensen kwamen om het leven en de materiële schade was enorm. Van Seeratt werd belast met de reddingsoperaties, die hij zeer kundig uitvoerde. Direct in januari 1718 werd begonnen met het herstel en de verbetering van de Groninger dijken (de tegenwoordige Middendijk). Van Seeratt ontwierp zwaardere dijkprofielen, maar voor de uitvoering van het werk was men afhankelijk van de bereidheid en de draagkracht van de dijkplichtigen. De afgevaardigden van de Ommelanden wilden de kosten ten laste van de centrale provinciekas brengen, maar de stad Groningen verzette zich daartegen. In deze kwestie werd door de Staten van Friesland bemiddeld. Besloten werd ook dat ook de bewoners van landstreken die niet aan de zee grensden moesten meehelpen bij het herstel en de versterking van de dijken. Hiertegen ontstond echter verzet dat culmineerde in de Boerenopstand van 1718, waarbij duizenden boeren en burgers op 4 oktober 1718 het Huis te Aduard van jonker Evert Joost Lewe aanvielen. Soldaten wisten de opstandelingen uiteen te jagen met enkele doden tot gevolg. De leiders van de opstand werden terechtgesteld.
Van Seeratt slaagde er evenwel niet in het gehele dijkwezen onder centraal provinciaal gezag te brengen. Zijn ervaringen legde hij neer in een ‘Journael en Dyckagie’. Van dit Journaal zijn exemplaren aanwezig in de Provinciale Bibliotheek van Friesland en in het Rijksarchief in Groningen.
In 1721 werd hij benoemd tot rentmeester van de vaste goederen der provincie. Hij reorganiseerde de administratie van de zogenaamde provincielanden. Hij startte met de kartering van het provinciebezit, waarbij hij gebruik maakte van de diensten van de landmeters Hindrik Warner Folckers (1699-1730) en Henricus Teysinga (1706-1756). De meeste van deze kaarten zijn in 1996 opnieuw gepubliceerd door Meindert Schroor in de ‘De Atlas der provincielanden van Groningen’ (1722-1736).
Huizen
[bewerken | brontekst bewerken]De vooraanstaande positie van Van Seeratt bood hem de mogelijkheid om naast zijn huis Overwater (van 1719 tot 1724, in 1973 werd dit in 1664 gebouwde buitenverblijf gesloopt) in Hoogezand, ook in de stad Groningen een groot pand te verwerven. In 1722 kocht hij van jonker Tamminga van Alberda het befaamde Calmershuis. Hij bleef er wonen tot zijn dood op 24 maart 1736.
Daarnaast bezat Van Seeratt, soms kortstondig, vele panden en tuinen rondom de stad Groningen. Dikwijls verkocht hij aanvankelijk braakliggende terreinen door, nadat hij er een huis op had gezet. Hij was gedurende de gehele periode in Groningen actief als vastgoedhandelaar.[1]
Vernoemingen
[bewerken | brontekst bewerken]- In 1925 werd een waterschap naar hem genoemd: Thomas van Seeratt. Dit waterschap is inmiddels opgegaan in het waterschap Noorderzijlvest. Ook naar zijn huis 'Overwater' werd een waterschap vernoemd. Dat is inmiddels een onderdeel van het waterschap Hunze en Aa's.
- De provinciale waterstaat heeft een werkschip dat naar hem vernoemd is geweest. In 2023 kreeg dit werkschip een andere naam, PW17, i.v.m. het slavernijverleden. Dat gebeurde op verzoek van Volt en GroenLinks.
Externe links
[bewerken | brontekst bewerken]- Groninger Archieven - Het journaal van Thomas van Seeratt (transcriptie, 2017)
- Flores Bootsma, Bas van der Heide en Wout Tannemaat, 'Thomas van Seeratt: zijn levensloop herzien', in "Stad & Lande" (4-2024), p. 32-39.
- Meindert Schroor, De Atlas der provincielanden van Groningen (1722-1736), REGIO-PRojekt Uitgevers/Rijksarchief, Groningen 1996
- L. Hacquebord en A.L. Hempenius, Groninger dijken op deltahoogte, Wolters Noordhoff/Egbert Forsten, Groningen, 1990
- L.J. Noordhoff, 'Tomas van Seeratt: zijn levensloop en zijn betekenis voor de provincie Groningen', in: Groningse volksalmanak (1961), p. 49-70
- G. Zijlma, 'De kerstvloed van 1717', in: Groningse Volksalmanak (1918), p. 1-21
- G. Zijlma, 'Seeratt of Van Seeratt (Thomas)', in: Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek (NNBW), dl. 5 (1921), k. 716-718
- J. Zijlma, Thomas Seeratt geschetst in zijne verhouding tot het Provinciaal Dijkwezen, Groningen 1891 (p. 1-11, p. 12-29
- ↑ a b c Bootsma, Flores, van der Heide, Bas en Tannemaat, Wout (december 2024). Thomas van Seeratt: zijn levensloop herzien. Stad & Lande 33, nr. 4
- ↑ a b c Margriet Fokken & Barbara Henkes, Sporen van het slavernijverleden in Groningen, Gids voor stad en Ommeland, Uitgeverij Passage, Groningen, 3e druk 2021, blz.36 en 48
- ↑ 'Lorrendraaijeren' is smokkelarij, sluikhandel
- ↑ Bootsma, Van der Heide en Tannemaat, 'Thomas van Seeratt', 2024.