Uitvoeringswet genocideverdrag

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Uitvoeringswet Genocideverdrag
Citeertitel Uitvoeringswet Genocideverdrag
Titel Wet van 2 juli 1964, houdende Uitvoeringswet Genocideverdrag
Soort regeling Wet in formele zin
Toepassingsgebied Vlag van Nederland Nederland
Rechtsgebied Strafrecht, internationaal strafrecht
Status Buiten werking
Goedkeuring en inwerkingtreding
Aangenomen door Tweede Kamer op 25 februari 1964; Eerste Kamer op 30 juni 1964
Ondertekend op 2 juli 1964
Gepubliceerd op 3 augustus 1964
Gepubliceerd in Stb. 1964, 243
In werking getreden op 24 oktober 1970
Ingetrokken/
opgeheven op
1 oktober 2003
Geschiedenis
Opgevolgd door Wet internationale misdrijven
Wijzigingen Externe lijst
Lees online
Uitvoeringswet Genocideverdrag
Portaal  Portaalicoon   Mens & maatschappij

De Uitvoeringswet Genocideverdrag was een Nederlandse wet die het plegen van genocide door of tegen een Nederlander strafbaar stelde. Het was een uitvoeringsregeling van het Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide. De wet werd op 1 oktober 2003 vervangen door de Wet internationale misdrijven (WIM). Voor genocide gepleegd voor de inwerkingtreding van de WIM is in beginsel de Uitvoeringswet genocideverdrag nog steeds van toepassing. De rechtbank 's-Gravenhage oordeelde in 2007 echter dat een hier ter lande verblijvende Rwandees die verdacht werd van het plegen van genocide tijdens de Rwandese Genocide (in 1994) niet vervolgd kon worden op basis van de Uitvoeringswet genocideverdrag, omdat de Nederlandse rechter op basis van deze wet alleen rechtsmacht toekomt voor genocide gepleegd door of tegen een Nederlander.[1] Daarom pasde de wetgever de Wet internationale misdrijven aan, zodat de rechter met terugwerkende kracht vanaf 25 oktober 1970 (de inwerkingtreding van de Uitvoeringswet) rechtsmacht op basis van de WIM over genocide kan uitoefenen, ook indien de genocide buiten Nederland door een vreemdeling werd gepleegd. Voorwaarde is wel dat de verdachte zich ten tijde van de tenlastelegging in Nederland bevindt.[2][3]

Referenties[bewerken | brontekst bewerken]

  1. Rb. Den Haag 24 juli 2007, ECLI:NL:RBSGR:2007:BB0494.
  2. Artikel III(D) Wet verruiming mogelijkheden tot opsporing en vervolging van internationale misdrijven, Stb 2011, 605.
  3. Kamerstukken II 2009/10, 32 475, nr. 3 (MvT).