Naar inhoud springen

Van Rode (geslacht)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Van Rode
Van Rode
Wapenbeschrijving In goud drie rode molenijzers.
Stamvader Arnold I van Rode
Hoofdtak (De Rover) Van Rode
Zijtakken
Van Montfoort, Van Vladeracken, Van Boisschot, Van Mierlo, Van Broeckhoven, Van Stakenburgh, Van den Hout en meer.
Titels

Het geslacht Van Rode (ook: De Rover) was een oud Brabants adellijk geslacht. Het geslacht is vooral bekend vanwege de heerschappij over het Graafschap Rode. Verschillende andere adellijke geslachten zijn voortgekomen uit het geslacht Van Rode, waaronder het geslacht Van Montfoort, Van Vladeracken, Van Boisschot, Van Brouckhoven en Van Mierlo. Al deze geslachten voer(d)en een geslachtswapen met als kernelement een of meerdere molenijzers. Deze molenijzers zijn ook nog steeds terug te vinden in de gemeentewapens van de gemeenten waar het geslacht vroeger leenheer was of landgoederen bezat. Dit zijn onder andere de gemeenten Montfoort, Geldrop-Mierlo, Driebruggen, Zaventem, Borsbeek, Kortenberg, Laarbeek, Putte en Someren.

Leden van het geslacht lieten rond 1100 een burcht bouwen nabij de rivier de Dommel. Ook speelden verschillende leden van het geslacht een belangrijke rol bij het stimuleren van de verering van de heilige Oda van Brabant, waar de plaats Sint-Oedenrode haar naam aan ontleend. Het geslacht leverde eeuwen lang bestuurders binnen het hertogdom, waaronder meerdere hoogschouten en president-schepenen van 's-Hertogenbosch.[1] Daarnaast waren verschillende leden van het geslacht gezworen leden van het Illustere Lieve Vrouwe Broederschap.[2]

Geslachtswapen van Dirk de Rover (tweede van links) met daarop drie molenijzers. Afbeelding uit het Wapenboek van Gelre van de Koninklijke Bibliotheek van België.

Heren van Rode

[bewerken | brontekst bewerken]
Memorietafel van de Heren van Montfoort, een van de oudste schilderijen vervaardigd in het huidige Nederland, c. 1380, te bezichtigen in het Rijksmuseum.

In onderstaand overzicht zijn de heren van Rode dikgedrukt.

Overige bekende leden

[bewerken | brontekst bewerken]