Dwergkorfslak
Dwergkorfslak | |||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | |||||||||||||||
| |||||||||||||||
soort | |||||||||||||||
Vertigo (Vertigo) pygmaea (Draparnaud, 1801) | |||||||||||||||
Aanwezigheid in Europa per land ■ aanwezig ■ geen gegevens
| |||||||||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | |||||||||||||||
|
De dwergkorfslak (Vertigo pygmaea) is een op het land levende kleine longslak uit de familie van de Vertiginidae.
Naam
[bewerken | brontekst bewerken]De soortnaam werd in 1801 gepubliceerd door Jacques Draparnaud als Pupa pygmaea.[1] Door andere inzichten in de taxonomie is de soort later in het geslacht Vertigo geplaatst. Als gevolg van deze naamswijziging worden auteursnaam en datum nu tussen haakjes gezet. De naam pygmaea heeft betrekking op de geringe grootte van de schelp.
Beschrijving
[bewerken | brontekst bewerken]De schelp
[bewerken | brontekst bewerken]De schelp is rechtsgewonden, cilindrisch-eivormig en heeft ongeveer vijf weinig convexe regelmatig in grootte toenemende windingen. Bij volwassen dieren versmalt de laatste winding iets.
De mondopening is scheef ovaal. De mondrand is discontinu, verdikt en weinig naar buiten omgeslagen. De palatale zijde is iets ingedeukt. Achter de mondrand is een zwak ontwikkelde nekvore met daarachter een eveneens zwak ontwikkelde nekrichel aanwezig. In de mondopening bevinden zich meestal 6 tanden maar het aantal varieert van 4 tot 7: 1-2 columellaire tanden, 1 pariëtale tand en 2-4 palatale tanden. Er is een spleetvormige navel. De sculptuur van de schelp bestaat uit fijne radiale zwak ontwikkelde radiale streepjes. Het periostracum heeft een lichtbruingele kleur, de schelp zelf is lichtbruin. Bij levende dieren is de schelp glanzend en half doorzichtig. Lege en fossiele schelpen zijn ondoorzichtig, matglanzend en lichtbruin gekleurd.
Afmetingen van de schelp
- breedte: tot 1,2 mm.
- hoogte: tot 2,1 mm.
Habitat
[bewerken | brontekst bewerken]Vertigo pygmaea leeft in zeer verschillende tamelijk droge tot zeer vochtige moerassige biotopen. Is in bosjes, struikgewas, rietvelden en open terrein zoals grasland aan te treffen. Enige schaduw heeft wel de voorkeur maar is niet noodzakelijk.
Huidige verspreiding
[bewerken | brontekst bewerken]Deze soort heeft een Europese verspreiding en is tamelijk algemeen. In Nederland en België is dit de algemeenste Vertigo-soort en is in het hele gebied aanwezig.
Fossiel voorkomen
[bewerken | brontekst bewerken]Deze soort is bekend uit interglacialen en interstadialen uit het hele Pleistoceen en het Holoceen.
Meer afbeeldingen
[bewerken | brontekst bewerken]Verwijzingen
[bewerken | brontekst bewerken]Zie ook
[bewerken | brontekst bewerken]Externe link
[bewerken | brontekst bewerken]- Taxonomische informatie over Vertigo pygmaea bij Fauna Europaea.
- Atlasproject Nederlandse Mollusken: Vertigo pygmaea
Voetnoten
- ↑ Draparnaud, J.P.R., 1801. Tableau des mollusques terrestres et fluviatiles de la France. pp. [1-2], 1-116. Montpellier, Paris. (Renaud; Bossange, Masson & Besson).
Literatuur
- (fr) Adam, W., 1960. Mollusques terrestres et fluviatiles. Faune de Belgique. Bruxelles, 402 pp.
- (nl) Benthem Jutting, W.S.S. van, 1933. Mollusca (I) A. Gastropoda Prosobranchia et Pulmonata. Fauna van Nederland, 7: 1-387.
- (nl) Gittenberger, E., Backhys, W., Ripken, Th.E.J., 1984. De landslakken van Nederland. KNNV, Hoogwoud, 184 pp. [2e druk]
- (de) Jaeckel, S.G.A., 1962. Ergänzungen und Berichtigungen zum rezenten und quartären Vorkommen der mitteleuropäischen Mollusken. In: Tierwelt Mitteleuropas, Bd II(1), Ergänzung, pp. 25-260.
- (de) Kerney, M.P., Cameron, R.A.D. & Jungbluth, J.H., 1983. Die Landschnecken Nord- und Mitteleuropas. Hamburg/Berlin, 384 pp.
- (nl) Meijer, T., 1975. De Molluskenfauna van enkele Jong-Holocene afzettingen in de IJ-polders bij Amsterdam. Mededelingen Werkgroep voor Tertiaire en Kwartaire Geologie, 12(3): 93-107.
- (en) Meijer, T., 1985. The pre-Weichselian non-marine molluscan fauna from Maastricht-Belvédère (Southern Limburg, The Netherlands). Mededelingen Rijks Geologische Dienst, 39: 75-103.