Naar inhoud springen

Vingerkootje

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door ErikvanB (overleg | bijdragen) op 2 sep 2016 om 22:16. (cursief/romein precies andersom)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
De botten van de rechterhand

Vingerkootjes[1] zijn kleine stukjes bot. Ze bevinden zich, zoals de naam al aangeeft, in de vingers en geven stevigheid hieraan. Daarnaast hechten strek- en buigpezen zich eraan. De vingerkootjes zijn het uiteinde van de handen. In het Latijn worden deze phalanges (Nederlands: falangen[2]) genoemd.

Anatomisch gezien bestaan de vingers uit drie soorten falangen:

De duim heeft, in tegenstelling tot de overige vingers, twee in plaats van drie kootjes.

Bij de tenen spreekt men van teenkootjes.

Noten

  1. Kloosterhuis, G. (1965). Praktisch verklarend zakwoordenboek der geneeskunde (9de druk). Den Haag: Van Goor Zonen.
  2. Everdingen, J.J.E. van, Eerenbeemt, A.M.M. van den (2012). Pinkhof Geneeskundig woordenboek (12de druk). Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.