Wikipedia:Educatieprogramma/Dutch pacification campaign on Formosa

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Nederlandse pacificatie-campagne op Formosa

Van Wikipedia, de vrije encyclopedie

Jump to navigationJump to search

Nederlandse pacificatie-campagne op Formosa
Datum 1635–1636
Locatie Het zuidwesten van Taiwan

23.18°N 120.23°E

Resultaat Beslissende Nederlandse overwinning, toename van de Nederlandse controle over het gebied
Strijdende partijen
Dutch East India Company Inwoners van Mattau, Bakloan, Soulang, Taccariang en Tevorang
Bevelhebbers en leiders
Hans Putmans onbekend
Sterkte
500 Nederlandse soldaten onbekend
Doden en gewonden
geen exacte cijfers, gering aantal gewonden c. dertig doden

Mattau en Taccariang verwoest door brand

Locatie van Mattau, het belangrijkste

doel van de campagne

toon
  • v
  • t
  • e

Nederlandse militaire acties in koloniën

De Dutch Pacification Campaign on Formosa bestond uit een aantal militaire acties en diplomatieke maatregelen in 1635 en 1636 uitgevoerd door Dutch colonial authorities in Dutch-era Taiwan (Formosa) gericht op het onderwerpen van vijandige aboriginal dorpen in het zuidwesten van het eiland. Voorafgaand aan de campagne waren de Nederlanders al elf jaar op Formosa, maar zij hadden niet veel controle over het eiland anders dan hun belangrijkste vesting in Tayouan en hun bondgenootschap met de stad Sinkan. De andere aboriginal dorpen in het gebied voerden talrijke aanvallen uit op de Nederlanders en hun bondgenoten, waarvan het dorp Mattau de belangrijkste aanvallende partij was. In 1629 liep een groep van zestig Nederlandse soldaten in een hinderlaag van de bewoners van het dorp Mattau waarna zij werden afgeslacht.

Na de komst van versterkingen vanuit het koloniale hoofdkwartier op Batavia zetten de Nederlanders in 1635 een aanval in. Zij waren in staat om de tegenstanders te vernietigen en om het gebied rond het huidige Tainan volledig onder controle te krijgen. Na de verpletterende nederlaag van Mattau en Soulang, de machtigste dorpen in de omgeving, zochten veel andere dorpen in de omliggende omgeving contact met de Nederlanders om vrede te sluiten en hun soevereiniteit op te geven. Zo waren de Nederlanders in staat om in korte tijd de omvang van hun territoriale controle drastisch uit te breiden en de noodzaak van verdere gevechten te vermijden. De militaire campagne eindigde in februari 1636 toen vertegenwoordigers van 28 dorpen een ceremonie in Tayouan bijwoonden om de Nederlandse soevereiniteit te bekrachtigen.

Door de versteviging van hun bewind over het zuidwesten konden de Nederlanders hun handelsactiviteiten, die voor 1635 alleen hadden bestaan uit het opslaan van goederen voor verder vervoer, uitbreiden. Het uitgebreide grondgebied maakte de toegang tot de hertenhandel mogelijk die later zeer lucratief werd en de voedselvoorziening garandeerde. Het leverde ook vruchtbare grond op die de Nederlanders met behulp van geïmporteerde Chinese arbeidskrachten bewerkten. De inheemse dorpen leverden ook krijgers om de Nederlanders in tijden van nood te helpen, vooral tijdens de Lamey Island Massacre van 1636, de Dutch defeat of the Spanish in 1642 en de Guo Huaiyi Rebellion in 1652. De dorpen die zich bij de Nederlanders hadden aangesloten boden ook mogelijkheden voor Nederlandse zendelingen om hun geloof te verspreiden. De pacificatiecampagne wordt beschouwd als de hoeksteen waarop het latere succes van de kolonie is gebouwd.

Inhoud

  • 1 Achtergrond
  • 2 Nederlandse vergelding
  • 3 Pax Hollandica
  • 4 Andere pacificatiecampagnes

o   4.1 Eerdere campagnes

o   4.2 Latere campagnes

  • 5 Voetnoten
  • 6 Referenties


Achtergrond [bron bewerken]

De Dutch East India Company (handelsmaatschappij VOC) kwam in 1624 in het zuiden van Formosa aan. Na de bouw van hun vesting Fort Zeelandia op het schiereiland Tayouan begon de VOC de lokale dorpen te polsen over de mogelijkheid om bondgenootschappen te vormen. Hoewel het aanvankelijk de bedoeling was om de kolonie alleen als een entrepôt (een handelshaven) te gebruiken, besloten de Nederlanders later dat zij controle over het achterland nodig hadden om enige veiligheid te bieden. Bovendien moest een groot percentage van de bevoorrading van de Nederlandse kolonisten tegen hoge kosten en met onregelmatige tussenpozen vanuit Batavia verscheept worden en het bestuur van de jonge kolonie wilde graag ter plaatse levensmiddelen en andere voorraden inkopen. De handelsmaatschappij besloot een bondgenootschap aan te gaan met de inwoners van het dichtstbijzijnde dorp, het relatief kleine Sinkan, die hen konden voorzien van brandhout, hertenvlees en vis. Het contact met de andere dorpen verliep echter niet zo vriendschappelijk. De inheemse nederzettingen in het gebied leefden min of meer op constante voet van oorlog met elkaar (koppensnellen en plunderen van bezittingen)  en een bondgenootschap met het dorp Sinkan zorgde voor een verstoorde verstandhouding tussen de Nederlanders en de vijanden van dat dorp. In 1625 kochten de Nederlanders een stuk grond van de inwoners van Sinkan voor een bedrag van vijftien cangans (een soort doek) waar zij de stad Sakam bouwden voor Nederlandse en Chinese kooplieden.

De dorpen rond Fort Zeelandia

Aanvankelijk maakten de andere dorpen in de omgeving, vooral Mattau, Soulang en Bakloan, ook hun wens kenbaar om in vrede met de Nederlanders te leven. De dorpen zagen in dat het in hun belang was om een goede verstandhouding met de nieuwkomers te hebben, maar dat inzicht veranderde door een reeks incidenten tussen 1625 en 1629. Het eerste incident was een Nederlandse aanval op Chinese piraten in de baai van Wankan, niet ver van Mattau, in 1625. De piraten konden de Nederlandse soldaten verjagen, waardoor de Nederlanders in de ogen van de inwoners van de dorpen op Formosa gezichtsverlies leden. De Nederlandse afgang gaf de krijgers van Mattau moed en zij plunderden het dorp Sinkan, omdat zij geloofden dat de Nederlanders te zwak waren om hun vrienden op Formosa te verdedigen. Op dat moment keerden de Nederlanders terug naar Wankan en dit keer konden zij de piraten wegjagen waardoor zij hun reputatie herstelden. Mattau werd toen door de kolonisten gedwongen om de gestolen bezittingen van Sinkan terug te geven en de schade te vergoeden door twee varkens af te staan. De vrede was echter van korte duur, omdat de inwoners van Sinkan de dorpen Mattau en Bakloan in november 1626 aanvielen waarna zij de Nederlanders vroegen om hen tegen vergelding te beschermen. Hoewel de Nederlanders de vijanden van Sinkan er in dit geval toe konden dwingen om zich terug te trekken, waren zij in latere incidenten niet in staat hun bondgenoten op Formosa volledig te beschermen.

De inwoners van Sinkan waren gefrustreerd, omdat de Nederlanders hen niet konden beschermen. Zij wendden zich tot Japanese handelaren die niet op vriendschappelijke voet stonden met de VOC. In 1627 bracht een delegatie van het dorp een bezoek aan Japan om Japanse bescherming te vragen en om aan de Japanse Shōgun Tokugawa Iemitsu soevereiniteit aan te bieden. De shogun weigerde hen te ontvangen, maar tijdens hun terugkeer naar Formosa gingen de inwoners van Sinkan samen met hun eerdere vijanden uit Mattau, Bakloan en Soulang naar Governor Nuyts om te eisen dat de VOC een jaarlijkse bijdrage aan de dorpen zou betalen voor de activiteiten op hun grond. De gouverneur weigerde. Kort daarna werd de Japanse steun voor de bewoners van Formosa ingetrokken op grond van het Japanse isolationistische beleid (sakoku) waardoor Sinkan opnieuw aan de genade van zijn rivalen was overgeleverd. Dat bracht missionary George Candidius ertoe om te schrijven dat ‘dit dorp Sinkan tot nu toe onder Nederlandse bescherming heeft gestaan en dat het zonder deze bescherming nog geen maand stand zou kunnen houden.’ In 1629 waren de Nederlanders echter niet in staat om zichzelf of hun bondgenoten te verdedigen. Gouverneur Nuyts ging naar Mattau voor een officieel (vriendschappelijk) bezoek met een escorte van zestig musketiers die bij aankomst feestelijk werden onthaald. Nadat zij het dorp de volgende ochtend hadden verlaten, liepen de musketiers bij het oversteken van een beekje in een hinderlaag. Zij werden afgeslacht door krijgers uit Mattau en Soulang. De gouverneur was daar net aan ontsnapt, omdat hij de avond daarvoor al was teruggekeerd naar Fort Zeelandia.

Kort na het bloedbad werd gouverneur Nuyts door de gouverneur-generaal van de VOC in Batavia teruggeroepen wegens diverse vergrijpen, waaronder de verzuring van de betrekkingen met de Japanners waarvoor Nuyts verantwoordelijk werd gehouden. Hans Putmans verving Nuyts als gouverneur en hij wilde de leiders van de krijgers in Mattau meteen aanvallen, maar het dorp werd te sterk bevonden om direct aan te vallen. Daarom trokken de Nederlanders op tegen het zwakkere Bakloan waar volgens hen voorstanders van de moordpartij werden verborgen. Zij gingen op 23 november 1629 op weg en kwamen later die dag terug ‘nadat zij veel mensen hadden gedood en het grootste deel van het dorp in brand hadden gestoken.’ De inwoners van Bakloan verzochten om vrede en ook Mattau tekende een vredesakkoord met de handelsmaatschappij voor de duur van negen maanden. In de daaropvolgende jaren bleven de inwoners van Mattau, Bakloan en Soulang echter een gezamenlijke campagne voeren om werknemers van de VOC lastig te vallen, vooral degenen die bezig waren met de wederopbouw van bouwwerken in Sakam die door de inwoners van Mattau waren verwoest. Er waren geen tekenen dat de situatie voor de Nederlanders verbeterde totdat de betrekkingen tussen Matau en Soulang eind 1633, begin 1634 verslechterden. De twee dorpen trokken in mei 1634 tegen elkaar ten strijde. Hoewel Mattau de strijd won, was de VOC blij dat er verdeeldheid tussen de dorpen ontstond omdat de Nederlanders dachten daarvan te kunnen profiteren.


Nederlandse vergelding [bron bewerken]

Robert Junius, een van de leiders van de militaire expeditie naar Mattau

Hoewel gouverneur Nuyts en vervolgens gouverneur Putmans ten strijde wilden trekken tegen Mattau bestond het garnizoen op Fort Zeelandia uit slechts vierhonderd man waarvan tweehonderdtien soldaten, niet genoeg om een grote militaire actie te ondernemen zonder de bewaking van het Nederlandse fort te verzwakken. Na aanhoudende verzoeken van de twee gouverneurs werd in 1635 vanuit Batavia een militaire eenheid van vierhonderdvijfenzeventig soldaten naar Taiwan gestuurd om ‘de moord op het expeditieleger door Mattau in 1629 te wreken, het aanzien van de VOC te verhogen en om het respect en het gezag te krijgen die nodig zijn voor de bescherming van de Chinezen die helemaal vanuit China waren gekomen om het land te bewerken.’

In deze fase waren ook de betrekkingen met de andere dorpen zodanig verslechterd dat zelfs Sinkan, dat eerder dacht nauw verbonden te zijn met de Nederlanders, een opstand aan het beramen was. De missionaris Robert Junius, die tussen de lokale bewoners leefde, schreef dat ‘rebellen in Sinkan hebben samengezworen tegen onze staat ... en van plan zijn om de missionarissen en de soldaten in Sinkan te vermoorden en dood te slaan.’ De gouverneur in Tayouan kwam snel in actie om de opstand neer te slaan en stuurde tachtig soldaten naar het dorp om een aantal van de belangrijkste samenzweerders te arresteren. Nadat een mogelijke ramp was afgewend, werden de Nederlanders verder gesterkt door het nieuws dat Mattau en Soulang, hun belangrijkste vijanden, werden geteisterd door smallpox, terwijl Sinkan, dat weer onder Nederlandse gezag stond, deze ziekte bespaard bleef. Dit werd gezien als een goddelijk teken dat de Nederlanders rechtschapen waren.

Op 22 november 1635 gingen de gearriveerde extra troepen onder leiding van gouverneur Putmans naar Bakloan. Junius ging met hen mee samen met een groep inheemse krijgers uit Sinkan die door de geestelijke waren overgehaald om mee te doen om zo de betrekkingen tussen henzelf en de VOC verder te verbeteren. Het plan was in eerste instantie om daar te overnachten alvorens Mattau de volgende ochtend aan te vallen, maar de Nederlandse troepen kregen te horen dat de inwoners van Mattau op de hoogte waren van hun komst en van plan waren te vluchten. Daarom besloot Putmans om door te gaan en diezelfde avond aan te vallen. De troepen slaagden erin de krijgers van Mattau te verrassen en het dorp zonder strijd in te nemen. De Nederlanders executeerden zesentwintig mannen uit het dorp zonder vorm van proces, waarna zij de huizen in brand staken en terugkeerden naar Bakloan.

Vredesakkoord

Voorwaarden van het vredesakkoord tussen de VOC en Mattau

1.     Alle relikwieën die zij nog bezitten, zij het van kralen of kleding, worden aan ons teruggegeven.

2.     Zij betalen ons een bepaalde bijdrage in de vorm van varkens en rijst.

3.     Om het jaar brengen zij op de herdenkingsdag van de moord twee varkens naar het kasteel.

4.     Zij geven ons de soevereiniteit over hun land en als symbool daarvan plaatsen zij aan de voeten van de gouverneur wat kleine pinang - en cacaobomen, gepland in aardewerken potten met grond van hun land.

5.     Zij beloven dat zij nooit meer hun wapens tegen ons gebruiken.

6.     Zij vallen de Chinezen niet langer lastig.

7.     Zij sluiten zich bij ons aan in het geval wij strijd voeren tegen andere dorpen.

Op de weg terug naar Fort Zeelandia stopten de manschappen in Bakkloan, Sinkan en Sakam en waarschuwden zij de dorpshoofden voor de gevolgen als zij de VOC tegen zouden werken. Ook verkregen zij garanties van een vriendelijke houding in de toekomst. Het dorp Soulang stuurde twee vertegenwoordigers naar de Nederlanders toen zij in Sinkan pauzeerden en boden hen een speer en een handbijl aan als symbool van de bundeling van hun krachten met die van de Nederlanders. Er waren ook mannen uit Tevorang [zh] (het huidige Yujing District), een gemeenschap bestaande uit drie dorpen in de heuvels die eerder niet onder de invloedssfeer van de Nederlanders vielen, aanwezig met vriendschapsbetuigingen. Uiteindelijk arriveerden er ook twee dorpshoofden uit Mattau kow-towing voor de Nederlandse functionarissen met het verzoek om vrede te sluiten.

De inheemse bewoners stuurden als teken van hun overgave hun beste wapens naar de Nederlanders en brachten daarna een kleine boom (meestal een betel nut) uit de aarde van hun dorp als een teken van de overgave van de soevereiniteit aan de VOC. Toen het nieuws van de Nederlandse overwinning zich verspreidde, kwamen in de maanden daarna steeds meer dorpen hun opwachting maken bij Fort Zeelandia om de VOC te verzekeren van hun vriendschappelijke bedoelingen. Maar de nieuwe machthebbers van Mattau erfden ook zijn vijanden. Zowel het dorp Favorlang als het dorp Tirosen gaven blijk van hun vijandigheid ten opzichte van de VOC in de nasleep van de overwinning van de Nederlanders.

Na de overwinning op Mattau besloot de gouverneur om de soldaten in te zetten voor de onderdrukking van andere opstandige dorpen, te beginnen met Taccariang dat eerder medewerkers van de VOC en inwoners van Sinkan had gedood. De inwoners vochten eerst tegen de inwoners van Sinkan die de voorhoede vormden, maar na een salvo van de Nederlandse musketeers keerden de krijgers van Taccariang om en sloegen op de vlucht. De troepen van de VOC kwamen het dorp zonder tegenstand binnen en brandden het tot de grond toe af. Van Taccariang gingen zij verder naar Soulang waar zij krijgers arresteerden die hadden meegedaan aan de afslachting van zestig Nederlandse soldaten in 1629 en staken hun huizen in brand. De laatste stop op de route van de militaire actie was Tevorang dat eerder onderdak had geboden aan mannen uit andere dorpen die door de Nederlanders werden gezocht. Deze keer besloot de gouverneur om diplomatiek te werk te gaan door geschenken en vriendschapsgaranties aan te bieden waarbij de gevolgen van verzet onuitgesproken bleven. De inwoners van Tevorangans begrepen de hint en boden geen weerstand tegen het Nederlandse gezag.


Pax Hollandica [bron bewerken]

Een landdag bijeenkomst van de Nederlanders en de bewoners van Formosa

Nadat inheemse stammen uit verder weg gelegen gebieden hoorden van het Nederlandse machtsvertoon besloten zij zich te onderwerpen aan het Nederlandse gezag vanwege de angst voor de Nederlandse militaire kracht of vanwege de hoop dat de stam van zo'n bondgenootschap zou kunnen profiteren. Vertegenwoordigers kwamen uit Pangsoia (Pangsoya, het huidige Linbian, Pingtung), 100 km naar het zuiden, om zich met de VOC te verenigen. De Nederlanders besloten een landdag (een grote bijeenkomst) te houden om alle dorpen in hun gelederen op te nemen en hen te imponeren met Nederlandse vrijgevigheid en macht. Deze bijeenkomst vond plaats op 22 februari 1636 waarbij achtentwintig dorpen uit het zuiden en het midden van Formosa waren vertegenwoordigd. De gouverneur presenteerde de vertegenwoordigers met gewaden en scepters als symbool van hun positie. Robert Junius schreef dat ‘het heerlijk was om de vriendelijkheid van deze mensen te zien toen zij elkaar voor het eerst ontmoetten, hoe zij elkaar kusten en elkaar aankeken. Zoiets was nooit eerder in dit land voorgekomen, omdat de ene stam bijna altijd in oorlog was met een andere stam.’

Het uiteindelijke resultaat van de Nederlandse campagne was een pax Hollandica (Nederlandse vrede) waardoor de controle van de VOC over het zuidwesten van het eiland was verzekerd. De Nederlanders noemden het nieuwe gebied dat onder hun controle stond de Verenigde Dorpen, een bewuste zinspeling op de United Provinces in hun thuisland. De campagne was essentieel voor het succes en de groei van de Nederlandse kolonie die tot die tijd meer als handelspost dan als echte kolonie had gefungeerd.


Andere pacificatiecampagnes [bron bewerken]

Eerdere campagnes [bron bewerken]

In 1629 zond de derde gouverneur van Dutch Formosa, Pieter Nuyts drieënzestig Nederlandse soldaten naar Mattau, zogenaamd om ‘Chinese piraten te arresteren’. Deze poging werd verijdeld door de lokale inheemse Taivoan people, omdat zij boos waren op de Nederlandse kolonisten die hun dorpen binnenvielen en een groot deel van hun volk afslachtten. Op de terugweg werden de drieënzestig Nederlandse soldaten door de inheemse inwoners van Mattau verdronken met de vergelding door Pieter Nuyts en het latere incident in Mattau (麻豆社事件) in 1635 tot gevolg.

Op 23 november 1635 leidde Nuyts vijfhonderd Nederlandse soldaten en vijfhonderd soldaten behorend tot het Siraya volk uit Sinkan in de aanval op Mattau waarbij zesentwintig stamleden werden gedood en alle gebouwen in Mattau in brand werden gestoken. Op 18 december gaf Mattau zich over en werd het Besluit van Mattau (麻豆條約) mede door de Nederlandse gouverneur getekend. In dit besluit ging Mattau ermee akkoord om al het land en alle bezittingen van de inwoners van Mattau aan de Nederlanders toe te kennen. Het Besluit van Mattau heeft twee belangrijke betekenissen in de geschiedenis van Taiwan:

·        Het Besluit van Mattau is het eerste besluit in de geschiedenis van Taiwan over de overdracht van soevereiniteit dat is getekend door de inheemse bewoners van Taiwan en een buitenlandse soevereiniteit.

·        De soevereiniteit van de Formosans of de oorspronkelijke bewoners van Taiwan werd erkend door de Nederlandse overheid.


Latere campagnes [bron bewerken]

Meerdere inheemse dorpen kwamen in 1650 en de jaren daarna in opstand tegen de Nederlanders vanwege onderdrukkingsmaatregelen. Zo eisten de Nederlanders inheemse vrouwen op voor seks. Ook eisten zij hertenhuiden en rijst van de inwoners van het in het Taipei-bekken gelegen dorp Wu-lao-wan. Deze eisen leidden in december 1652 tot een opstand die tegelijk met de Chinese opstand plaatsvond. De inheemse inwoners van Wu-lao-wan onthoofdden twee Nederlandse vertalers. In een daaropvolgend gevecht stierven dertig inheemse inwoners en nog twee Nederlanders. Nadat een zout- en ijzerembargo was opgelegd tegen Wu-lao-wan verzochten de inheemse inwoners in februari 1653 om vrede.


Voetnoten [bron bewerken]

1.    ^ Shepherd (1993), p. 49.

2.    ^ van Veen (2003), p. 143.

3.    ^ van Veen (2003), p. 142.

4.    ^ Chiu (2008), p. 24.

5.    ^ Shepherd (1993), p. 37.

6.    ^ "Around Tayouan lie various villages. The inhabitants of these come daily to our fort, each trying to be the first to gain our friendship." Quoted in Andrade (2005), §1

7.    ^ Andrade (2005), §4.

8.     ^ Jump up to:a b Andrade (2005), §5.

9.     ^ Jump up to:a b Andrade (2005), §6.

10.  ^ Blussé (2003), p. 103.

11.  ^ Andrade (2005), §8.

12.  ^ Quoted in Andrade (2005), §9

13.  ^ Andrade (2005), §10.

14.  ^ Junius (1903), p. 116.

15.  ^ Quoted in Andrade (2005), §11

16.  ^ Jump up to:a b Andrade (2005), §11.

17.  ^ Andrade (2005), §16.

18.  ^ van Veen (2003), p. 148.

19.  ^ Quoted in van Veen (2003), p. 149.

20.  ^ Quoted in Andrade (2005), §22

21.  ^ Andrade (2005), §23.

22.  ^ Andrade (2005), §24.

23.  ^ Jump up to:a b Junius (1903), §117.

24.  ^ Jump up to:a b c d e Junius (1903), p. 118.

25.  ^ Junius (1903), pp. 119–20.

26.  ^ Junius (1903), p. 119.

27.  ^ Covell (1998), p. 83.

28.  ^ Andrade (2005), §26.

29.  ^ Andrade (2005), §27.

30.  ^ Andrade (2005), §28.

31.  ^ Jump up to:a b Andrade (2005), §29.

32.  ^ Andrade (2005), §30.

33.  ^ Chiu (2008), pp. xviii–xix.

34.  ^ Andrade (2005), §31.

35.  ^ Quoted in Andrade (2005), §32

36.  ^ Andrade (2005), §33.

37.  ^ Jump up to:a b Andrade (2005), §2.

38.  ^ Wong, Jiayin (2011-09-24). "麻豆社事件 (Mattau Incident)". 台灣故事館. Retrieved 2018-01-27.

39.  ^ "麻豆協約◎福爾摩沙第一份簽署的主權讓渡和約 (Mattau Act, the First Sovereignty Grant Act Signed in Formosa)". E大調. Retrieved 2018-01-25.

40.  ^ Shepherd1993, p. 59.


Referenties [bron bewerken]

·       Andrade, Tonio (2005). "Chapter 3: Pax Hollandica". How Taiwan Became Chinese: Dutch, Spanish, and Han Colonization in the Seventeenth Century. Columbia University Press.

·       Blussé, Leonard (2003). "Bull in a China Shop: Pieter Nuyts in China and Japan (1627–1636)". In Blussé (ed.). Around and About Dutch Formosa. Taipei: Southern Materials Center. ISBN 9789867602008.

·       Chiu, Hsin-hui (2008). The Colonial 'Civilizing Process' in Dutch Formosa 1624–1662. ISBN 9789047442974.

·       Covell, Ralph R. (1998). Pentecost of the Hills in Taiwan: The Christian Faith Among the Original Inhabitants (illustrated ed.). Hope Publishing House. ISBN 9780932727909. OCLC 833099470.

·       Junius, R. (1903) [1636]. "Robertus Junius to the Directors of the Amsterdam Chamber of Commerce of the East India Company". In Campbell, William (ed.). Formosa under the Dutch: Described from Contemporary Records. London: Kegan Paul. OCLC 644323041.

·       Shepherd, John (1993). Statecraft and Political Economy on the Taiwan Frontier, 1600–1800. Stanford University Press. ISBN 9780804720663.

·       van Veen, Ernst (2003). "How the Dutch Ran a Seventeenth-Century Colony: The Occupation and Loss of Formosa 1624–1662". In Blussé, Leonard (ed.). Around and About Formosa. Taipei: Southern Materials Center. ISBN 9789867602008. OL 14547859M.