Gebruiker:Beetjedwars/Exorcisme

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Keith Thomas EXORCISME[bewerken | brontekst bewerken]

In de 16e eeuw geloofde men letterlijk in de reël bestaande duivel. Deze was zeer machtig, overal aanwezig en kon iedereen verleiden. Men was er doodsbang voor. Hij zond rampen, ongelukken en ziekten, haalde mensen over om bijvoorbeeld moorden te plegen zonder dat ze een motief hadden. Hij veroorzaakte sexuele dromen, nachtelijke zaadlozingen (het werk van een succubus). Hij kon ook mensen een overklaarbaar succes geven. In de 16e 17e eeuw ontstonden de Faustlegendes, mensen verkochten hun ziel aan de duivel in ruil voor bovennatuurlijke kennis of macht. Satan had nog een hele hiërarchie aan demonen onder zich.

Wie het bestaan van de duivel ontkende, was een atheïst. Er was dus haast sprake van een onuitgesproken duotheïsme. Het monotheïsme vroeg om een verklaring van de slechtheid in de wereld, omdat God immers puur goed was. Door de duivel kon men het idee van een perfecte en goede God handhaven. Tevens moest men het idee van de vrije wil invoeren om het ontstaan van de duivel te verklaren, het was immers een gevallen engel die zich uit eigen wil van God had afgewend. De reformatie had de angst voor de duivel nog versterkt.

Mensen dachten ook dat ze door de duivel bezeten konden raken. Die mensen waren herkenbaar aan: hysterische aanvallen, stuiptrekkingen, overgeven, verlammingen en ongevoeligheid voor pijn. Ze sloegen obscene en godslasterlijke taal uit, of spraken vloeiend een vreemde taal die ze eerder niet kenden.

De kerk had exorcisme als tegenmiddel tegen bezetenheid. Dit werd al in de derde eeuw toegepast. Aanvankelijk werd ook bij de doop de duivel uitgedreven. In de contrareformatie werd het idee van de bezetenheid van mensen nog uitgebreid met de bezetenheid van huizen: Poltergeisten enzovoort.

Na 1550 moesten katholieke priesters die duivels wilden uitdrijven eerst toestemming vragen aan Rome. De protestanten vonden dit alles bijgeloof. De protestanten mochten in gevallen van bezetenheid alleen vasten en bidden tot God dat hij de duivel zou verwijderen. Alles was namelijk God’s wil, dus ook bezetenheid. Veel protestanten gingen daarom in dergelijke gevallen naar een tovenaar.

Mogelijk was bezetenheid vaak een hysterische reactie van mensen die de kerkelijke repressie en discipline niet meer konden verdragen. Want het verschijnsel trad nogal vaak op in een religieuse omgeving en de “bezetene” kon doorgaans geen religieuse objecten, rituelen en formules meer verdragen. Deze verschijnselen dienden dan ook als de lakmoestest voor bezetenheid. Bezetenheid zou ook als excuus gediend kunnen hebben om verboden impulsen te uiten.

Heksen zouden een verbond met de duivel hebben gesloten. En vaak werd bezetenheid gezien als hekserij: de heks had iemand de duivel op het lijf gestuurd.

Al rond 1600 begonnen mensen zich af te vragen of bezetenheid geen natuurlijke oorzaken had. Men dacht aan hysterie, epilepsie, krankzinnigheid, maar het volk bleef geloven aan boze geesten en duivels.