Gebruiker:Evil berry/Kladblok/Æthelflæd

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Afbeelding van Æthelflæd (The Cartulary And Customs Of Abingdon Abbey, ca. 1190).

Æthelflæd (Oudengels: Æðelflæd[1] (869 / 870[2]918), was de oudste dochter van koning Alfred de Grote van Wessex en Ealhswith. Ze was de echtgenote van Æthelred, ealdorman van Mercia, en na zijn dood, heerser van Mercia (911–918). De Angelsaksische Kroniek geeft haar de titel van "Vrouwe der Mercianen" (Myrcna hlæfdige).[3]

Biografie[bewerken | brontekst bewerken]

Jeugd & huwelijk[bewerken | brontekst bewerken]

Æthelflæd wordt door koning Alfred's biograaf Asser vermeld, die haar het eerstgeboren kind van Alfred en Ealhswith noemt en een zuster van Eduard, Æthelgifu, Ælfthryth en Æthelweard.[4] Toen hij dit schreef, rond het jaar 890, was ze reeds getrouwd met Æthelred, toen ealdorman van Mercia.[5]

Ze hadden een dochter, Ælfwynn.[6]

Mercia en de Vikingen[bewerken | brontekst bewerken]

Tijdens een onafgebroken campagne van herhaaldelijke aanvallen tussen 865 en 878 liepen de Deense Vikingen het merendeel van de Engelse koninkrijken zoals Northumbria, Oost-Mercia, East Anglia onder de voet en bedreigden zelfs het voortbestaan van Wessex zelf.[7] Alfred en zijn nazaten hadden tegen 937 deze landen op de Denen heroverd.[8] De hem daarbij door Mercia gegeven hulp moest worden erkend. In plaats van de heerschappij van Wessex over Mercia te doen lijken op een verovering, liet Alfred zijn dochter Æthelflæd trouwen met Æthelred van Mercia en gaf zijn schoonzoon de titel van ealdorman of graaf (earl) van Mercia, aldus enige vorm van autonomie toelatend. Sinds het merendeel van West-Mercia nooit onder de control van de Denen was geweest, en sterk bleef, was dit een verstandige zet. Verder omzichtigheid bleef behouden toen de koninkrijken uiteindelijk in één koninkrijk werden opgenomen; ze werden niet opgenomen in Wessex of Groot-Wessex maar in Engeland. De term Angelsaksisch verwijst aldus naar koning Alfred's diplomatieke integratie van de Mercianen, Angelen en Saksen.

Vrouwe der Mercianen (911–918)[bewerken | brontekst bewerken]

Toen haar man nog in leven was, tekende Æthelflæd reeds overeenkomsten, wat sommigen doet vermoeden dat ze de werkelijke leider was.[9] Bij de dood van haar echtgenoot in de slag bij Tettenhall, werd ze verheven tot de status van "Vrouwe van de Mercianen".[3] Deze titel was geen nominale positie; ze was een formidabele militaire leider en tacticus. Æthelflæd regeerde ongeveer acht jaar (volgens de Anglo-Saxon Chronicle).[10]

De gebeurtenissen van haar bewind zijn het best vastgelegd in de Abingdon-versie van de Anglo-Saxon Chronicle (MS B-C). De bron voor dit alles is het zogenaamde Mercian Register (MR).[11] Haar vroegste regeringsdaden bestaan voornamelijk uit het bouwen van burhs:[12] in Bremesbyrig (910, plaats onbekend),[13] Scergeate (912, plaats onbekend) en Bricge (912, Bridgnorth),[14] Tamaweorðige (913, Tamworth) en Stæfforda (913, Stafford),[15] Eadesbyrig (914, Eddisbury) en Wæringwicum (914, Warwick),[16] Cyricbyrig (915, Chirbury), Weardbyrig (915, plaats onbekend) en Rumcofan (915, Runcorn).[17]

Vervolgens begon ze met een militaire expedities uit te sturen. In 916 stuurde ze een expeditie naar Wales, die Brecenanmere (Brecknock, mogelijk aan het Llangorse-meer gelegen) innam en de koningin gevangen nam.[18] In 917 nam ze het Deense bolwerk in Derby in.[19] In 918 werd tenslotte ook Leicester ingenomen.[20]

Ze allieerde zichzelf met haar broer Edward de Oudere, wiens zoon Æthelstan ze opvoedde.[21] Samen, dreven ze gestaag de Denen terug tot aan de rivier de Humber.[22] In 918, beloofde het volk van York haar hun loyaliteit en ze stierf minder dan twee weken voordat de stad haar beloofde hulde deed.[20] Edward de Oudere gaf munten uit met buitengewone ontwerpen op de keerzijde, en sommige onderzoekers stellen dat deze muntreeks was bestemd voor circulatie in het deel van Mercia dat onder het bewind van Edward en zijn zuster stond, waarbij het ontwerp van de munten mogelijk op de invloed van Æthelflæd wijst.[23]

Ze stierf te Tamworth in 918,[24] en werd begraven in de Sint-Pieterskerk (nu de priorij van Sint-Oswald) in Gloucester,[25] een stad die ze vanuit Romeinse ruïnes had herbouwd, en waarvan ze de voornaamste lijnen van het stratenplan had uitgesteld, dat tot op de dag van vandaag is bewaard gebleven. Ze werd door haar nog jonge dochter Ælfwynn opgevolgd als Vrouwe der Mercianen.[26]

Ælfwynn[bewerken | brontekst bewerken]

Het gezag over Mercia ging over op Ælfwynn, Æthelflæd's erfgename.[26] Kroniekschrijvers hebben Ælfwynns recht op de troon zo precies opgetekend dat er geen enkele twijfel kan bestaan voor wat betreft haar aanspraak hierop; dit feit is van grote waarde voor het aantonen dat, in tegenstelling tot wat gebruik was bij andere Germaanse volkeren, het soevereine gezag onder de Angelsaksen kon overgaan op een vrouw.[27]

Ælfwynn werd echter gedwongen zich te onderwerpen aan haar oom (de broer van haar moeder), koning Edward de Oudere van Wessex.[26] De opvolging van Edward de Oudere vormde de afronding van de vereniging van de twee voorheen afzonderlijke koninkrijken van Wessex en Mercia en geeft enig inzicht in het ontstaan ​​van een eengemaakt Engeland.

In dit gevalwerd de zwakkere erfgenaam echter gedwongen toe te geven aan een krachtigere tegenstander, en een van wie men geen vijandschap zou hebben moeten vrezen. Ælfwynn werd in 919, drie weken voor Kerstmis, door haar oom Edward - die met succes was aan het oorlog voeren tegen de Denen - als een gevangene naar Wessex weggevoerd. En we vernamen vanaf dan niets meer over haar in de geschiedwerken. Het lijkt erop dat ze de rest van haar leven in een nonnenklooster heeft doorgebracht.

Æthelflæd in de kunst en cultuur[bewerken | brontekst bewerken]

Æthelflæd wordt opgevoerd in Judy Chicago's installatie The Dinner Party,als een van de 999 namen op de Heritage Floor.[28] Een in 1913 aan haar gewijd standbeeld staat buiten bij Tamworth Castle.[29]

Noten[bewerken | brontekst bewerken]

  1. Variaties: Aþelfled, Edeldrída, Edelflet, Edelfrida, Edfled, Eithilfleith, Ethelfled, Ælfled, Æthelflæd, Æðelfled, Æþelfled, Æþelflæd (art. Æthelflæd 4 (Female), in Prosopography of Anglo-Saxon England, PASE.ac.uk (2005-2009).).
  2. Een passage bij Asser (De Rebus Gestis Aelfredi 75: ...; cuius numerus est Aethelflaed, adveniente matrimonii tempore, Eadredo, Merciorum comiti, matrimonio copulata est; ...) doet vermoeden dat ze na het huwelijk van haar ouders (869) werd geboren en we haar geboortedatum dus rond 869/870 moeten situeren (zie: C. Oman (ed.), England before the Norman Conquest, being a history of the Celtic, Roman and Anglo-Saxon periods down to the year A.D. 1066, I, Londen, 19194, p. 464 (n. 4).).
  3. a b The Anglo-Saxon Chronicle MS B MR 911-913, 917 (S. Taylor, 1983, pp. 49-50), MS C MR 911-913 (K. O'Brien O'Keeffe (ed.), 2001, p. 75).
  4. De Rebus Gestis Aelfredi 75. Vgl. Roger van Hoveden, Chronica 871 (W. Stubbs (ed.), I, 1868, p. 41).
  5. De Rebus Gestis Aelfredi 75. Vgl. P.H. Sawyer (ed.), Anglo-Saxon Charters, Londen, 1968, nr. 217, William van Malmesbury, Gesta Pontificum Anglorum IV 155.3.
  6. Roger van Hoveden, Chronica 919 (W. Stubbs (ed.), I, 1868, p. 52).
  7. The Anglo-Saxon Chronicle MR 865-878. Vgl. Asser, De Rebus Gestis Aelfredi 21, 26-56, Roger van Hoveden, Chronica 876 (W. Stubbs (ed.), I, 1868, p. 38), Simeon van Durham, Historia regum Anglorum et Dacorum 865-878.
  8. Florence van Worcester, Chronicon ex Chronicis 938 (p. 97).
  9. Fragmentary Annals of Ireland 429 (907) (J.N. Radner (ed. trad.), 1978, pp. 168-169), 459 (918) (J.N. Radner (ed. trad.), 1978, pp. 180-181). Vgl. The Anglo-Saxon Chronicle MS B MR 910 (S. Taylor, 1983, pp. 49-50), MS C MR 910 (K. O'Brien O'Keeffe (ed.), 2001, p. 75), MS D 909 (T. Jebson (ed.), 1996-2007). Zie ook: F.T. Wainwright, Æthelflæd, lady of the Mercians, in H. Damico - A. Hennessey Olsen (edd.), New Readings on Women in Old English Literature, Bloomington, 1990, p. 46, 54 (n. 7), D.R. Wyatt, Slaves and Warriors in Medieval Britain and Ireland, 800-1200, Leiden - Boston, 2009, pp. 188-189.
  10. The Anglo-Saxon Chronicle MS B MR 911-918 (S. Taylor, 1983, pp. 49-50), MS C MR 911-918 (K. O'Brien O'Keeffe (ed.), 2001, p. 75-76), MS D 911-918 (T. Jebson (ed.), 1996-2007).
  11. F.T. Wainwright, Æthelflæd, lady of the Mercians, in H. Damico - A. Hennessey Olsen (edd.), New Readings on Women in Old English Literature, Bloomington, 1990, p. 44.
  12. Vgl. Willem van Malmesbury, Gesta Regum Anglorum II 125: ..., in urbibus exstruendis non minus valere; ...
  13. The Anglo-Saxon Chronicle MS B MR 910 (S. Taylor, 1983, p. 49), MS C MR 910 (K. O'Brien O'Keeffe (ed.), 2001, p. 75), MS D 909 (T. Jebson (ed.), 1996-2007).
  14. The Anglo-Saxon Chronicle MS B MR 912 (S. Taylor, 1983, p. 49), MS C MR 912 (K. O'Brien O'Keeffe (ed.), 2001, p. 75).
  15. The Anglo-Saxon Chronicle MS B MR 913 (S. Taylor, 1983, p. 50), MS C MR 913 (K. O'Brien O'Keeffe (ed.), 2001, p. 75), MS D 913 (T. Jebson (ed.), 1996-2007).
  16. The Anglo-Saxon Chronicle MS B MR 914 (S. Taylor, 1983, p. 50), MS C MR 914 (K. O'Brien O'Keeffe (ed.), 2001, p. 75), MS D 915 (T. Jebson (ed.), 1996-2007).
  17. The Anglo-Saxon Chronicle MS B MR 915 (S. Taylor, 1983, p. 50), MS C MR 915 (K. O'Brien O'Keeffe (ed.), 2001, p. 75).
  18. The Anglo-Saxon Chronicle MS B MR 916 (S. Taylor, 1983, p. 50), MS C MR 916 (K. O'Brien O'Keeffe (ed.), 2001, p. 75). T.M. Charles-Edwards, Wales and Mercia, 613-918, in M.P. Brown - C.A. Farr (edd.), Mercia: An Anglo-Saxon Kingdom in Europe (Studies in the Early History of Europe), Londen, 2001, p. 104. Voor de identificatie van Brecenan Mere met Brecknock, zie: s.v. Brecenan-mere, in J. Bosworth - T. Northcote Toller (edd.), An Anglo-Saxon dictionary, based on the manuscript collections of the late Joseph Bosworth, Londen, 1898, pp. 121-122.
  19. The Anglo-Saxon Chronicle MS B MR 917 (S. Taylor, 1983, p. 50), MS C MR 917 (K. O'Brien O'Keeffe (ed.), 2001, p. 75), MS D 917 (T. Jebson (ed.), 1996-2007).
  20. a b The Anglo-Saxon Chronicle MS B MR 918 (S. Taylor, 1983, p. 50), MS C MR 918 (K. O'Brien O'Keeffe (ed.), 2001, p. 76), MS D 918 (T. Jebson (ed.), 1996-2007), Florence van Worcester, Chronicon ex Chronicis (B. Thorpe, I, 1848, p. 128).
  21. Willem van Malmesbury, Gesta Regum Anglorum II 133: Post haec in curia filiae Ethelfledae et generi Etheredi educandum curaverat; ...
  22. C.E. Challis (ed.), A New History of the Royal Mint, Cambridge, 1992, p. 32.
  23. N.J. Higham - D.H. Hill (edd.), Edward the Elder, 899-924, Londen - New York, 2001, pp. 67, 73.
  24. The Anglo-Saxon Chronicle MS A 918 (in sommige manuscripten wordt haar dood onder 922 geplaatst; T. Jebson (ed.), 1996-2007)), The Anglo-Saxon Chronicle MS B MR 918 (S. Taylor, 1983, p. 50), MS CD 918 (K. O'Brien O'Keeffe (ed.), 2001, p. 76), MS E 918 (T. Jebson (ed.), 1996-2007), Florence van Worcester, Chronicon ex Chronicis (B. Thorpe, I, 1848, p. 128), Annales Cambriae MS ABC 918 (J. Williams (Ab Ithel), 1860, p. 17), Willem van Malmesbury, Gesta Regum Anglorum II 125: Decessit ante germanum quinquennio, ....
  25. The Anglo-Saxon Chronicle MS B MR 918 (S. Taylor, 1983, p. 50), MS CD 918 (K. O'Brien O'Keeffe (ed.), 2001, p. 76), Æthelweard, Chronica IV 4 (918) (A. Campbell, 1962, pp. 48-51.), Willem van Malmesbury, Gesta Regum Anglorum II 125: ..., sepultaque in monasterio sancti Petri Gloecestræ, ....
  26. a b c The Anglo-Saxon Chronicle MS B MR 919 (S. Taylor, 1983, p. 50), MS CD 919 (K. O'Brien O'Keeffe (ed.), 2001, p. 76).
  27. F. Palgrave, History of the Anglo-Saxons, Londen, 1831, p. 198.
  28. Elizabeth A. Sackler Center for Feminist Art: The Dinner Party: Heritage Floor: Aethelflaed, BrooklynMuseum.org (2007).
  29. M. Blockley, Tamworth Castle. Conservation Management Plan, Tamworth.gov.uk, 2011, p. 35.

Bronnen[bewerken | brontekst bewerken]

Referenties[bewerken | brontekst bewerken]

  • Dit artikel of een eerdere versie ervan is een (gedeeltelijke) vertaling van het artikel Æthelflæd op de Engelstalige Wikipedia, dat onder de licentie Creative Commons Naamsvermelding/Gelijk delen valt. Zie de bewerkingsgeschiedenis aldaar.
  • art. Æthelflæd 4 (Female), in Prosopography of Anglo-Saxon England, PASE.ac.uk (2005-2009).
  • M.P. Brown - C.A. Farr (edd.), Mercia: An Anglo-Saxon Kingdom in Europe (Studies in the Early History of Europe), Londen, 2001.
  • C. Cawley, ENGLAND, ANGLO-SAXON & DANISH KINGS, fmg.ac (2006-2011).
  • N.J. Higham - D.H. Hill (edd.), Edward the Elder, 899-924, Londen - New York, 2001.
  • J.R. Holmes, art. Æthelflæd, in S. Wolbrink - F.N. Magil (edd.), Great Lives from History. The Middle Ages, 477-1453, I, Pasadena - Hackensack, 2005, pp. 30-33.
  • W. Hunt, art. Ethelfleda, in DNB 18 (1889), pp. 21-22.
  • C. Oman (ed.), England before the Norman Conquest, being a history of the Celtic, Roman and Anglo-Saxon periods down to the year A.D. 1066, I, Londen, 19194.
  • F. Palgrave, History of the Anglo-Saxons, Londen, 1831.
  • F.T. Wainwright, Æthelflæd, lady of the Mercians, in H. Damico - A. Hennessey Olsen (edd.), New Readings on Women in Old English Literature, Bloomington, 1990, pp. 44-55.
  • C.P. Wormald, art. Æthelflæd, in Lexikon des Mittelalters I, coll. 187-188.
  • D.R. Wyatt, Slaves and Warriors in Medieval Britain and Ireland, 800-1200, Leiden - Boston, 2009.

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]