Gebruiker:GuppieB52/Ferdinand Vermeulen Krieger

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Mee bezig Mee bezig
Aan deze pagina of deze sectie wordt de komende uren of dagen nog druk gewerkt.
Klik op geschiedenis voor de laatste ontwikkelingen.
Kolonel Ferdinand Vermeulen Krieger, getekend door G.B. Hooijer

Petro Ferdinandus (Ferdinand) Vermeulen Krieger (Schleiden, 11 maart 1782) [1] - Etten, 27 september 1865) was een Nederlands luitenant-kolonel in het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger.

Vroege jaren[bewerken | brontekst bewerken]

Krieger verloor al jong zijn beide ouders, verliet zijn geboorteplaats en liet zich op 14-jarige leeftijd rekruteren voor het Nederlandse leger. Hij werd aanvankelijk geplaatst in het regiment onder kolonel Bernard P. Achenbach, die later ook als zijn pleeg- en schoonvader wordt genoemd. Met de koninklijke (later keizerlijke) garde nam hij in 1806, 1808 en 1812 deel aan diverse veldtochten in Pruisen en Rusland onder bevel van Koning Lodewijk Napoleon Bonaparte. Tijdens deze periode werd hij diverse malen bevorderd en ontving hij een zilveren eremedaille voor heldhaftig gedrag. Door de Russen werd hij krijgsgevangen genomen. Gedurende zijn gevangenschap reisde hij door Rusland, leerde de Russische taal en maakte een opmerkelijk reisverslag[2] maar keerde uiteindelijk in 1814 als een van de weinige overlevende van zijn regiment terug in Nederland. Na de slag bij Waterloo, waarbij Vermeulen Krieger aan de rand van het slagveld in reserve bleef, nam hij deel aan de inname van Le Quesnoy en Valencijn.

Nederlands-Indië[bewerken | brontekst bewerken]

In oktober 1815 vertrok hij met de Indiaansche Brigade, gecommandeerd door luitenant generaal Carl Heinrich Wilhelm Anthing naar naar de Oost-Indische koloniën, waar de schepen pas in juni 1816 in Batavia aankwamen. In de jaren die volgden was Krieger betrokken bij het dempen van vele opstanden door middel van expedities. En ook in deze periode werd hij diverse malen bevorderd en met name voor zijn optreden bij de expedities op Saparoea en Lingga geridderd in de Militaire Willems-Orde, eerst vierde klasse en later bevorderd tot derde klasse.

Huwelijk en leven in Nederland[bewerken | brontekst bewerken]

In 1820, nog gelegerd in Bantam, trouwt hij 'met de handschoen' te Leiden met Alijda Achenbach, de dochter van zijn pleegouders. Pas in 1822 ontving de, inmiddels tot majoor bevorderde Vermeulen Krieger, verlof om naar Nederland te vertrekken. Om gezondheidsredenen wordt Krieger in 2024 gepensioneerd. Wanneer in 1825 de Java-Oorlog uitbreekt, schrijft hij zijn ervaringen en visie in een boek met de (voor die tijd gebruikelijke uitvoerige) titel: Oost-Indische oorlogen, of, Listen, hinderlagen en verdedigings-wijze der inlandsche volkeren, waargenomen in de onderscheidene oorlogen op de Moluksche eilanden, Cheribonsche, Bantamsche en Malakkasche landen; in de jaren 1817, 1818, 1819 en 1820: ten dienste der officieren en onder-officieren, dienstdoende in de Indische armee. Dit boek werd in 1829 door Broese en Comp. te Breda uitgegeven en is nu beschikbaar als gratis E-boek [3] Het boek, destijds een unicum in zijn soort, zal nog jarenlang als enig handleiding voor koloniale officieren dienen.[4]

Tweede periode in Nederlands-Indië[bewerken | brontekst bewerken]

Nadat zijn vrouw al in 1826, bij de geboorte van hun 3e zoon, komt te overlijden, wordt hij weer in het leger aangesteld in de rang van luitenant-kolonel en vertrekt in 1829 opnieuw naar Java, met de koninklijke opdracht daar korps jagers te paard op te richten. Bij aankomst bleek de Java-oorlog echter juist beëindigd. De Jagers van Krieger werden naar Sumatra gestuurd. In die hoedanigheid leidde hij verschillende ondernemingen in de Padri-oorlog, waarbij de gevechten om Bonjol cruciaal bleken; zolang Bonjol nog niet genomen was, konden de padri's nog niet onderworpen heten (zie ook Imam Bonjol). Van Bonjol gingen alle bevelen van de tegenpartij uit over Sumatra. Het banen van de weg naar dit versterkte punt werd aan Krieger opgedragen en ook hier behaalde hij grote successen. Naar aanleiding daarvan werd hem opgedragen om, in afwezigheid van majoor De Quay, ook het civiel gezag van de Padangse Bovenlanden op zich te nemen (1832) .[bron?]

Nadien ontving hij het bevel om in Batavia het commando over het zevende bataljon infanterie op zich te nemen. Deze degradatie had hij te danken aan zijn kritiek op het gouvernement dat de opstand een gevolg was geweest van de aanhoudende koeliediensten die van de bevolking werden gevorderd. Krieger stond een half jaar aan het hoofd van het zevende bataljon en werd toen met het commando belast van de troepen die de Vorstenlanden bezetten. Hij besloot toen de dienst te verlaten en zond in april 1834 zijn verzoek om pensioen in. De officiële redenen die hij noemde waren dat hij de leeftijd van 52 jaar bereikt had, ruim 57 dienstjaren telde [5], 22 veldslagen of belangrijke gevechten meegemaakt had en 4 keer gewond was geraakt. Koning Willem II der Nederlanden miskende de verdiensten van Vermeulen Krieger niet en schonk hem het ridderkruis der Orde van de Eikenkroon.

Latere leven[bewerken | brontekst bewerken]

Kolonel Ferdinand Vermeulen Krieger op latere leeftijd. Bron: 1900. G. Kepper.

Na zijn repatriëring herenigde hij zich met zijn 2 zonen en woonde tot aan zijn dood in 1865 in Etten-Leur






Categorie:Militair in het KNIL Categorie:Officier in de Militaire Willems-Orde Categorie:Ridder in de Militaire Willems-Orde