Houtvezel

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Voor de bodembedekking voor konijnenhokken of stallen, zie Houtvezel (strooisel).
Tracheïden bij Abies concolor (lengtedoorsnede)
Houtvaten van de steeneik (lengtedoorsnede)
Microscopische opname van celstof

Houtvezels zijn langwerpige, axiaal (in de lengte) liggende cellen, die voor de stevigheid van de plant zorgen. Het vezelaandeel in het hout ligt bij de meeste loofbomen tussen 50–60 %. De houtvezels van loofbomen bestaan voor een groot gedeelte uit houtvaten (tracheeën). Bij de naaldbomen bestaan de houtvezels uit tracheïden, die 90–95 % van het hout vormen. Ook eenjarige planten, zoals vlas, vormen houtvezels. Vezelvlas bevat 30 % vezels.

Eigenschappen[bewerken | brontekst bewerken]

Houtvezels verschillen van elkaar door hun ligging, vorm, wanddikte, wandverdikking en lengte. De houtvezels van naaldbomen zijn langer dan die van loofbomen. Bij dennen, sparren en zilversparren zijn ze 3,5–6 mm lang en bij populieren, berken en beuken 1–1,5 mm. De lengtedikteverhouding is bij naaldbomen ongeveer 100 en bij loofbomen lager. Bij de beuk is dit 38–60.

Winning[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Celstof#Ontsluiten van vezelgrondstoffen voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Houtvezels worden meestal uit ontschorste houtsnippers gewonnen. Door stomen, koken en chemische of mechanische ontsluiting worden de afzonderlijke vezels, vezelbundels en vezelstukjes verkregen. In de praktijk wordt het hout meestal thermischmechanisch versnipperd. De voorverwarmde houtsnippers worden tussen een vaste en een roterende maalschijf verder verkleind.

Gebruik[bewerken | brontekst bewerken]

Houtvezels worden onder meer gebruikt voor de productie van:

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

Zie de categorie Wood anatomy van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.