Kunsthistorisch Instituut (Utrecht)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Kunsthistorisch Instituut
Drift 15, vestiging van de Opleiding Kunstgeschiedenis in Utrecht
Geschiedenis
Opgericht 1907
Structuur
Eigenaar Universiteit Utrecht
Plaats Utrecht
Media
Website Website Collectie
Website Opleiding
Portaal  Portaalicoon   Kunst & Cultuur

Het Kunsthistorisch Instituut was een opleiding kunstgeschiedenis aan de Universiteit Utrecht. Het werd opgericht in 1907. De opleiding kunstgeschiedenis te Utrecht is later institutioneel samengevoegd met geschiedenis tot het Departement Geschiedenis en Kunstgeschiedenis.

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

De opleiding in Utrecht was de eerste in zijn soort in Nederland, nadat in 1876 de Wet op het Hoger Onderwijs had bepaald dat kunstgeschiedenis een academische studie moest worden.[bron?] In 1904 werd Johanna Goekoop-de Jongh privaatdocent en in 1907 werd Willem Vogelsang de eerste hoogleraar. Dit kon gebeuren dankzij de inspanningen van politicus en monumentenzorger Victor de Stuers.

Drift 25 in Utrecht, vestiging van het Kunsthistorisch Instituut in de 20e eeuw

Aanvankelijk volgde het instituut de Duitstalige traditie, met name de opvattingen van de Zwitserse kunsthistoricus Heinrich Wölfflin. Er was veel aandacht voor de kunst van het vroege christendom en de Middeleeuwen en zelfs voor het oude Egypte (tot 1983 vormden kunstgeschiedenis en archeologie een enkele studierichting). Eerst kon kunstgeschiedenis alleen als bijvak, vanaf 1921 ook als hoofdvak (met doctoraalexamen) worden gevolgd. Het instituut bouwde een omvangrijke studiecollectie op en leende schilderijen direct van het Rijksmuseum.[1] Ook stond een collectie van kunstenaarsmaterialen (zoals bijzondere pigmenten) ter beschikking van de studenten.[2]

In de Tweede Wereldoorlog heeft het Instituut ernstig geleden: het gebouw werd geplunderd waarbij vooral de bibliotheek slachtoffer werd. De oriëntatie werd na 1945 meer Amerikaans en de aandacht verschoof naar de vroegmoderne periode. Vanaf de jaren 1960 kreeg de 'Utrechtse school' van de kunstgeschiedenis grote bekendheid door de succesvolle toepassing van de iconografische methode. Het Departement Geschiedenis en Kunstgeschiedenis van de Universiteit Utrecht is beheerder van het Nederlands Interuniversitair Kunsthistorisch Instituut in Florence.

In 1983 werd de studievereniging Stichting Art opgericht die tweemaal per jaar het wetenschappelijke tijdschrift Article uitgeeft.[3]

Hoogleraren en docenten[bewerken | brontekst bewerken]

Bekende hoogleraren en docenten die aan het instituut, resp. de opleiding kunstgeschiedenis verbonden zijn geweest zijn onder meer:

Bekende eredoctores zijn Erwin Panofsky en Max Jakob Friedländer

Bekende alumni/studenten[bewerken | brontekst bewerken]

Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]

  • Peter Hecht, Annemieke Hoogenboom, Chris Stolwijk, Kunstgeschiedenis in Nederland: Negen opstellen, Amsterdam: Prometheus, 1998.
  • Annemieke Hoogenboom en Inemie Gerards, red., De Swillenscollectie. De kunsttechnische verzameling van het Kunsthistorisch Instituut te Utrecht, Vianen: Optima, 2002
  • Annemieke  Hoogenboom, “Studie of decoratie? : Schilderijen van oude meesters in het Kunsthistorisch Instituut te Utrecht, 1923-1974“, in: Article 19 (2017), nr. 10, pp. 4-10.
  • Emil Reznicek, KHI ADDIO - Utrechtse kunstgeschiedenis, herinneringen aan haar prominenten. Aartselaar: Stichting Vrienden van het Kunsthistorisch Instituut, 1986.

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]