Nieuwe Veer

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Overzicht routes veren Ridderkerk

Het Nieuwe Veer, ook wel het Vosseveer genoemd, was een veerdienst tussen de Nederlandse plaatsen Ridderkerk en Kinderdijk (Alblasserdam). De dienst voor wagens werd onderhouden tussen 1785 en 1942, daarna werd de verbinding tot 1972 voortgezet als voetveer.

Historie[bewerken | brontekst bewerken]

Advertentie Het Nieuwe Veer, Rotterdamse courant (13 augustus 1785)

Vanaf 1529 was er een voetveer tussen Ridderkerk (bij de korenmolen aan de Molendijk en later bij de Oostendam) en Alblasserdam bij Huis te Kinderdijk.

Van 1751 t/m 1754 werd het veer verhuurd aan Jan van der Kuijl voor 10 gulden per jaar.

In 1783 besloten de Ambachtsheren van Alblasserdam en Ridderkerk, Paulus Boogaert (1703 - 1789) en Cornelis Groeninx Zoelen (1740 - 1791) om het bestaande overzetveer te moderniseren. In 1785 verkregen ze toestemming van de Staten van Holland en West-Friesland, er werd bij de Rijzenwaal aan de westzijde van de Kinderdijk grond aangekocht en een veerstoep aangelegd. Aan de Ridderkerkse zijde liet Groeninx van Zoelen op zijn uiterwaard naast de monding van de Ridderkerkse haven een toegangsweg en een veerstoep maken.

In augustus 1785 werd er geadverteerd voor 'Het Nieuwe Veer' o.a in de Rotterdamsche Courant, de oprechte Donderdagse Haarlemsche Courant en de Leydsche Courant.[n 1]

Het veerrecht werd verpacht aan veerman Cornelis van Nederveen (1758 - ?), vanaf 1814 was Nicolaas Tuk (1776 - 1824) veerman. Na zijn overlijden zette Arie Herwig (1804 - 1880) het veer voort. [n 2] In 1862 was Willem Vos de eerste pachter van de familie Vos, achtereenvolgens Gerardus (Rotterdam, 18 september 1857 - Alblasserdam, 7 maart 1924), Hendrikus (Alblasserdam, 21 maart 1885 - Alblasserdam, 11 november 1972), en ten slotte zijn neef Jan Vos. In die tijd (ca. 1870) ontstond ook de naam Vosseveer. De veerboot was een kabelpont die werd aangedreven door een lier op de wal, later werd een langszij gelegen klein stoomschroefschip gebruikt die de pont naar de overzijde bracht.

Vanaf 1878 werd door Stoomboot-Reederij Fop Smit & Co een veerdienst tussen Rotterdam en Dordrecht onderhouden die ook bij het Nieuwe Veer een tussenstop maakte, deze halteplaats werd in 1903 verplaatst naar Hendrik-Ido-Ambacht.

14 november 1939 werd de brug over de Noord bij Alblasserdam geopend en was de exploitatie van het pontveer niet langer kostendekkend. Nog enige tijd werd een kleine pont de Pico Groeninx in dienst gehouden. In 1940 werd het pontveer vervangen door een voetveer.

3 augustus 1942 werd het voetveer verplaatst naar de Veerweg bij het Watertorenterrein in Slikkerveer. Het veer voer vanaf Slikkerveer naar de West Kinderdijk naar het steiger dat lag bij Hotel Kinderdijk. Het veer werd o.a. bedreven met de Neeltje Jorina (18,55 x 4,97 m.), in 1956 gebouwd als Heen en Weer I op scheepswerf vd Molen te Zaandam, het schip was vernoemd naar de moeder van Jan Vos Neeltje Jorina de Wit.

Op 1 juli 1973 werd het Vosseveer beëindigd wegens grote exploitatietekorten.

Noten[bewerken | brontekst bewerken]

  1. Word bekendgemaakt, dat het NIEUWE PONTEVEER, tuschen RIDDERKERK en ALBLASSERDAM, bereids sedert eengen tyd, met goed succes word bevaren; dat het traject over hetzelve NIEUWE PONTEVEER, byzonder in het Zomerlsaisoen, zoo wegend de kortheit des Wegs, aangename en breede Kleywegen, als uitmuntende Landsdouw van het Overmaasfche Land , zeer gelegen en aangenaam is. Onder anderen, voor de Passagie van Goirinchem, het Sleewyksche Veer , of verder van boven , op het Tolhuis, leggende over de Stad Rotterdam, en voorts na Delft, 's Hage en verder na bereden, vice versa, gelijk mede in het Wintersaisoen of by vuile Wegen, den Zanddvk heen, over bet Ysselnmondesche Veer na Rotterdam en verder na beneden, mede vifc verfa; kunnende de Passagiers aan het voorn. Tolhuis of te Ysselmonde, zich voor een civile prys voorzien van zoodanige Rytuigen als dezelve zullen verkiezen Een yder het voorn NIEUWE PONTEVEER overtrekkende kan van eene prompte en civile bediening verzekert zyn.
  2. De volgende veergelden moesten o.a. worden betaald: een koets of karos met 6 paarden 16 stuivers, met 4 paarden 12 stuivers, een berlijn, faëton of bolderwagen 10 stuivers, een chais met 2 paarden 4 stuivers, met 1 paard 3, een huismans- of boerewagen met 4 paarden 8 stuivers, met drie 6, met 2 paarden 4. Een persoon 1 stuiver. Voor koffers, manden, pakken of andere bagages in rijtuigen zal niets gerekend worden. Voor een paard of hoornbeest was te betalen 2 stuivers. Tijdens ruw weer en „dat de naaste molens aan vier einden geswigt zijn tot aan de middellijn ', zal dubbel veergeld zijn te betalen, evenals vóór zonsopgang en na zonsondergang. Hetzelfde veerloon wordt betaald, indien de tocht over ijs plaatsvindt.

Bronnen[bewerken | brontekst bewerken]

  • Alblasserdam's heden en verleden, P. Boersma, 1939
  • Alblasserdam in grootmoeders tijd, A. Korpel, 1995
  • WiewasWie, https://www.wiewaswie.nl
  • archief van de familie Del Court van Krimpen[bron?]