Portaal:Wetenschapsgeschiedenis/Uitgelicht/04

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

De wetenschap in de klassieke oudheid richtte zich primair op het verklaren van de werking van de kosmos. Aldus ontstond de natuurfilosofie en vervolgens de klassieke filosofie. Meer praktisch gericht waren de geneeskunde, de astronomie voor het opstellen van kalenders, en astrologie om de toekomst te voorspellen.

De geleerden uit de oudheid zullen zichzelf niet als zodanig hebben gezien, eerder zullen ze zich als natuurfilosofen, vaklieden (artsen of onderwijzers) of priesters (astrologen of geneeskundigen) hebben beschouwd.

Aristoteles mag beschouwd worden als de belangrijkste geleerde uit de klassieke oudheid. Hij was een leerling van Plato, maar koos nadrukkelijk een andere richting. In tegenstelling tot de deductieve methode van Plato koos Aristoteles nadrukkelijk voor de inductieve methode. (lees verder)