Shidaisaurus

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Shidaisaurus jinae is een theropode dinosauriër behorend tot de groep van de Tetanurae die in het Jura leefde in het gebied van het huidige China.

Naamgeving en vondst[bewerken | brontekst bewerken]

De soort werd in 2009 beschreven en benoemd door Wu Xiaochun, Philip John Currie, Dong Zhiming, Pan Shigeng en Wang Tao. De geslachtsnaam en de soortaanduiding verwijzen bij elkaar naar het bedrijf Jin-Shidai, dat het "Jurassic World Park" exploiteert in de buurt van de vindplaats. De naam van het bedrijf betekent "Gouden" of "onvergankelijk" (jin) "Tijdperk" (shidai). Waarom voor de soortaanduiding de vrouwelijke genitief gebruikt werd, is onduidelijk.

De vindplaats werd in april 1995 ontdekt door de boer Luo in het dorpje A'na nabij de stad Laochangjing in de provincie Yunnan en werd opgegraven door Wang Tao van het dinosauriërmuseum van Lufeng. Het bleek dat in een groeve op een kleine oppervlakte van vijftien bij vijfentwintig meter acht skeletten boven elkaar lagen. Het onderste was van een theropode. Dit fossiel, holotype DML-LCA 9701-IV, gevonden in de bovenste Lufengformatie, Aalenien-Bajocien, ruwweg 170 miljoen jaar oud, bestaat uit een hersenpan, het bekken, buikribben, de drie voorste staartwervels en de ruggenwervels; de nekwervels (waaronder een axis) en de voorste wervels van de rug zijn niet geheel blootgelegd omdat ze bedekt worden door de botten van een ander individu, een sauropode, en het ligt in de bedoeling de groeve in situ tentoon te stellen door er een museumruimte boven te bouwen. Verder zijn er schedelfragmenten en drie losse tanden gevonden. Het dier was nog niet helemaal volgroeid, zoals blijkt uit de onvolkomen vergroeiing van de bekkendelen.

Beschrijving[bewerken | brontekst bewerken]

Grootte en onderscheidende kenmerken[bewerken | brontekst bewerken]

Shidaisaurus is een middelgrote roofsauriër van ongeveer zes meter lengte.

De beschrijvers hebben enkele kenmerken aangegeven die ook naar huidig inzicht nog onderscheidend zijn. Het supraoccipitale maakt geen deel uit van de bvevnrand van het achterhoofdsgat. De processus paroccipitales hangen af onder een hoek van 110°. De draaier bezit grote puntige epipofysen. Russen het doornuitsteeksel van de draaier en de epipofysen liggen dunnen en brede beenplaten. Het darmbeen is ongeveer even lang als het schaambeen. Het zitbeen heeft geen inkeping in de voorrand onder de processus obturatorius. Het zitbeen heeft een lengte van meer dan 96% van het schaambeen.

Skelet[bewerken | brontekst bewerken]

Schedel[bewerken | brontekst bewerken]

De voorhoofdsbeenderen zijn driehoekig en breed van achteren. Vooraan kepen ze de neusbeenderen in maar ze hebben geen uitsteeksel tussen het neusbeen het prefrontale. Het voorhoofdsbeen maakt een klein deel uit van de bovenrand van de oogkas. Er is geen middenkam. Het voorhoofdsbeen wordt ver naar voren uitgehold door de fossa rond het bovenste slaapvenster. Hetzelfde geldt zijdelings voor het wandbeen. De wandbeenderen vormen samen een korte structuur met achteraan een hoge overdwars brede dwarskam, die van voor naar achter tamelijk smal is. Het wandbeen keept de naad tussen voorhoofdsbeen en postorbitale puntig in. Achteraan is er een uitloper naar het bovenste achterhoofd met een holle bovenrand.

De bouw van het achterhoofd is zeer uitzonderlijk doordat de exocciptalia de bovenrand van het achterhoofdsgat uitmaken, een hoge doorlopende horizontale richel vormend. De processus paroccipitales hangen breed af, vermoedelijk tot onder het niveau van het achterhoofdsgat. Het laterosfenoïde van de zijwand van de hersenpan raakt de onderkant van het voorhoofdsbeen.

De tanden hebben de typische theropode dolkvorm: gekromd en zijdelings afgeplat. De vertandingen zijn groter, 12,5 tot 13 per vijf strekkende millimeter, nabij het spits van de kroon dan nabij de basis, zestien per vijf millimeter.

Postcrania[bewerken | brontekst bewerken]

De beschrijvers vermoedden dat de wervelkolom bestaat uit negen halswervels, veertien ruggenwervels en vijf sacrale wervels. Het aantal staartwervels bedraagt minstens drie maar was in werkelijkheid veel groter.

Het intercentrum van de atlas is relatief hoog met goed ontwikkelde contactfacetten. De vorm van het omhoog gebogen intercentrum van de draaier en het schuin naar boven gerichte voorste facet van het centrum van de draaier moeten de nek sterk onder de achterhoofdsknobbel geplaatst hebben, net als bij Sinraptor. De draaier heeft geen pleurocoel; over het algemeen is het skelet van Shidaisaurus niet zo sterk gepneumatiseerd als bij verwante soorten. Het doornuitsteeksel is, hoewel lang en robuust, smal in zijaanzicht en schuin naar achteren gericht met in zijaanzicht opvallende brede beenwebben als verbinding met de lange vleugelvormige epipofysen, de secundaire uitsteeksels op de basis van de grote achterste gewrichtsuitsteeksels die in dit geval zelf hoog op de achterrand van het doornuitsteeksel geplaatst zijn. Daarentegen zijn de voorste gewrichtsuitsteeksels van de draaier klein en hetzelfde geldt voor de diapofysen en parapofysen. Omdat de sauropode er bovenop lag, is de rest van de halswervels niet beschreven.

De ruggenwervels zijn flink ingesnoerd en missen een kiel. Ze zijn zwak amficoel: met holle gewrichtsfacetten. Alle ruggenwervels missen pleurocoelen. De plaatvormige doornuitsteeksels zijn hoog, ongeveer tweeënhalf maal hoger dan het wervellichaam. De voorste gewrichtsuitsteeksels zijn groter dan de achterste gewrichtsuitsteeksels. Er is een hyposfeen-hypantrum-complex van secundaire gewrichtsuitsteeksels. Onder de zijuitsteeksels bevinden zich de gebruikelijke drie uithollingen. De middelste daarvan is hier rechthoekig. Bij de achterste wervels is er een kleinere vierde uitholling achter de derde. De uitholling onder het achterste gewrichtsuitsteeksel kan als een vijfde gelden.

Het heiligbeen van vijf sacrale wervels is stevig vergroeid. De sacrale wervels zijn onderaan minder ingesnoerd dan de ruggenwervels. Hun doornuitsteeksels zijn zeer hoog, met driemaal de hoogte van de wervellichamen. Dat van de vijfde wervel is daarbij hoger dan dat van de vierde, wat uitzonderlijk is. De voorste staartwervels hebben nog hogere doornuitsteeksels hoewel die in zijaanzicht smaller zijn. Er lijkt dus een soort kam op de heup en staartbasis aanwezig te zijn geweest. Deze wervels hebben wel een lage kiel op de onderkant. Ze zijn licht amficoel.

In het bekken is het darmbeen, tweeënzestig centimeter lang, vlak plaatvormig en hoog. De bovenrand is bol. Het voorblad heeft vooraan eerst een schuin naar boven gerichte en recht afgesneden tand die abrupt overgaat in een verticale rechter voorrand. Die staat weer haaks op een rechter onderrand die zelf een zeer scherpe hoek maakt met het aanhangsel voor het schaambeen. Er is dus geen duidelijke afhangende punt. Het achterblad is matig lang, loopt wat taps toe en eindigt in een rechte afsnijding. Bij het fossiel is de binnenwand niet zichtbaar wat suggereert dat er geen diepe inkeping in de onderrand was voor de aanhechting van de Musculus caudofemoralis brevis, welke retractorspier volgens de beschrijvers dus vermoedelijk vrij zwak was. Het aanhangsel voor het schaambeen is groot, met 78% van de lengte van het voorblad. Het aanhangsel voor het zitbeen heeft 58% van de lengte van dat voor het schaambeen. Er is een flinke antitrochanter boven het heupgewricht aanwezig.

Het schaambeen, precies even lang als het darmbeen, is dun maar eindigt in een lange "voet" van 213 millimeter waarvan vooral de achterste punt ver uitsteekt. De bovenrand van de voorste punt is iets hol. Het zitbeen heeft een lengte van 599 millimeter, wat relatief lang is. De tak naar het schaambeen is duidelijk langer dan die naar het darmbeen. De voorrand heeft een processus obturatorius, welk uitsteeksel geleidelijk, zonder inkeping, in het onderste deel van de schacht overgaat. De situatie erboven is door beschadigingen onduidelijk. De schacht is recht en heeft een richel op de bovenste achterzijde van de buitenkant. De buitenzijde is onderaan wat bol, bovenaan hol. De schacht eindigt in een kleine voet met vooraan een duidelijk uitsteeksel.

Fylogenie[bewerken | brontekst bewerken]

De beschrijvers plaatsten Shidaisaurus basaal in de Tetanurae. Een basaal kenmerk is het ontbreken van een uitgebreide pneumatisering van de wervels. Een voorlopige cladistische analyse door de Italiaanse paleontoloog Andrea Cau vond een nadere bepaling als basale soort in de Carnosauria. Een analyse uit 2012 vond een basale positie in de Metriacanthosaurinae.

Een mogelijke positie van Shidaisaurus in de evolutionaire stamboom toont het volgende kladogram.

Orionides 

Megalosauroidea


 Avetheropoda 
 Coelurosauria 

Lourinhanosaurus



overige Coelurosauria



 Allosauroidea 
 Allosauria 

Allosauridae


 Carcharodontosauria 

Neovenatoridae



Carcharodontosauridae




 Metriacanthosauridae 
Yangchuanosaurus

Y. zigongensis


 Y. shangyouensis 

CV 00214



CV 00215 & CV 00216




 Metriacanthosaurinae 

Shidaisaurus




Metriacanthosaurus




"Sinraptor" hepingensis




Sinraptor dongi



Siamotyrannus










Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]

  • Wu Xiaochun; Currie, Philip J.; Dong Zhiming; Pan Shigang; Wang Tao, 2009, "A new theropod dinosaur from the Middle Jurassic of Lufeng, Yunnan, China". Acta Geologica Sinica 83: 9-24