Voorouderproef (nazisme)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Tijdens het nazi-bewind van het Derde Rijk werden voorouderproeven (Ahnenprobe) toegepast om te onderscheiden in hoeverre iemand tot het "Arische ras" behoorde, en tot welk subtype ervan, of tot een "minderwaardiger ras" als het "Slavische ras", het "negroïde ras" of het "mongoloïde ras", of tot de "uit te roeien rassen" "zigeuners" en "Joden". In de Neurenberger Rassenwetten stond nauwkeurig vastgelegd welke rechten men had indien men tot een bepaald ras gerekend werd. De bepaling gebeurde door middel van de bevolkingsregisters, maar in de praktijk werd ook wel geselecteerd op uiterlijke kenmerken, geruchten, gedragingen.

Een "vermenging" in de vierde graad (1/4) met een van de twee als allerminderwaardigste gekenmerkte rassen leidde vanaf 1939 (na de Kristallnacht) automatisch tot een voorselectie om afgevoerd te worden naar een concentratie- dan wel (vanaf 1941) naar een vernietigingskamp.