Naar inhoud springen

Trisong Detsen

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door CommonsDelinker (overleg | bijdragen) op 10 jan 2011 om 04:17. (Trisong_Detsen_Tiibeti_kuningas.jpg is op Commons verwijderd. Polarlys: http://commons.wikimedia.org/wiki/Commons:Deletion_requests/File:Yamantaka4.jpg)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Trisong Detsen
Tibetaans ཁྲི་སྲོང་ལྡེ་བཙན
Tibetaans pinyin Thi-srong-detsan
Wylie khri srong lde btsan
Portaal  Portaalicoon   Tibet

Trisong Detsen, ook wel Tri Songdetsen was de achtendertigste tsenpo, ofwel koning van Tibet, van 755 tot 797. Hij was de zesde religieuze koning.

Hij was één van de drie Dharma koningen die het Boeddhisme naar Tibet brachten; de andere twee zijn Tri Songtsen Gampo en Tri Ralpachen. Hij nodigde Shantarakshita en Padmasambhava om de geschriften te vertalen en is daarmee de koning die het Boeddhisme in Tibet heeft geïntroduceerd.

Trisong Detsen werd beschreven als de zevende incarnatie door de vijfde dalai lama, Ngawang Lobsang Gyatso, vermeld als zesde op de lijst met incarnaties die vooraf gingen aan de dalai lama's, wat eveneens betekent dat hij wordt gezien als de incarnatie van Chenrezig, de bodhisattva die in India bekend is onder de naam Avalokitesvara. Voor hem op die lijst staat Songtsen Gampo en na hem Tri Ralpachen. Zijn naam betekent troon van de schatkamer van strikte rechtvaardigheid. Hij werd ook wel Dharmaraja genoemd, dat koning (raja) van de boeddhistische leer (dharma) betekent.[1] De lijst van de vijfde dalai lama wordt ook wel als een gedeeltelijke canon van de geschiedenis van Tibet gezien.

Uitbreiding van het Tibetaanse rijk

Naast een religieus boeddhist, was Trisong Detsen nog succesvoller in de uitbreiding van Tibet door middel van militaire expedities dan zijn voorgangers. Hij bezette delen van China en India en met de bezetting van Hotan (huidig Sinkiang) viel dit deel van de Zijderoute onder zijn heerschappij.[1] Trisong Detsen had een imperium geërfd dat kleiner was geworden dan onder zijn voorganger. In 694 verloor Tibet enkele steden Turkestan en in 703 was een rebellie in Nepal.

In 763 stuurde Trisong Detsen een leger van 200.000 man naar de grens met China en versloeg het Chinese leger en nam vervolgens de hoofdstad Chang'an in bezit. De Chinese keizer werd hierbij gedwongen te vluchten. In 778 vormde Trisong Detsen een verbond met de koning Imobsun van Siam en samen vielen ze China in Sichuan aan. In 783 werd een vredesverdrag getekend met China en werd het grootste gedeelte teruggegeven. Trisong Detsen probeerde ook westelijke gebieden in te nemen en kwam in de buurt van de Amu Darja, hetgeen de Arabische kalief Haroen ar-Rashid bedreigend vond. De kalief sloot een verbond met China en aan de westelijke grens braken vaak oorlogen uit met de Arabieren en dat bleef zo tot het eind van zijn regering in 797.

Grondlegging van het Tibetaans boeddhisme

Het klooster Samye

De vier koningen tussen Songtsen Gampo en Trisong Detsen hadden negatief tegenover het boeddhisme gestaan, waardoor deze ten gunste van de oude animistische religie in verval was geraakt. ( Aurel Stein noemde deze " the nameless religion " ) De jonge koning nodigde de Nepalese boeddhistische meester Shantarakshita uit die in 762 gedurende vier maanden in zijn paleis verbleef en direct volgend kwam dat jaar de Indiase meester Padmasambhava, die van grote invloed werd op het Tibetaans boeddhisme. Samen bouwden ze het Samye bij Lhasa, een klooster dat van boven af de vorm heeft van een mandala en dat onder de abtdij van Shantarakshita uitgroeide tot een kloosteruniversiteit. Trisrong Detsen organiseerde aan het eind van zijn leven een debat in het klooster, waarin de beslissing werd gemaakt over de officiële religie van het land. Hier werd gekozen voor de Indiase variant van het boeddhisme boven de Chinese variant, waardoor het Tibetaans boeddhisme op het Indiase boeddhisme is geënt. Padmasambhava werd later de belangrijkste heilige voor de roodkappen (nyingmapa).[1]

In het twee jaar durende Concilie van Lhasa (792-794) zette de koning de Chinees Boeddhistische monnik Moheyan tegenover de tantrisch Boeddhistische monnik Kamalashila. Moheyan, vertegenwoordiger van het Zen boeddhisme, had als standpunt dat verlichting onmiddellijk kon zijn, terwijl Kamalashila het standpunt had dat morele en mentale oefening onder een meester vereist waren. Uiteindelijk vond de koning dat Kamalashila gelijk had en koos hij voor het Tantrische Boeddhisme.

Zie ook

Voorganger:
Tridé Tsungtsen (Mé Agtsom)
vorst van Tibet
38e koning (tsenpo)
ca. 755-797
Opvolger:
Muné Tsenpo
Zie de categorie Trisong Detsen van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.

[bron?]

  1. a b c (nl) Spierenburg, Henk (2000) Over 25 incarnaties van de Dalai Lama - Een speurtocht naar 24 voorgaande levens en zijn huidige leven, Ankh_hermes, Deventer, ISBN 90-202-8199-2, pag. 20-22