Aandelenlease

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Aandelenlease is een overeenkomst waarbij iemand ('de klant') geld leent waarmee voor die persoon aandelen worden gekocht. De klant betaalt maandelijks rente en eventueel een bedrag om zijn schuld af te lossen en krijgt ten slotte de opbrengst van de aandelen na aftrek van de eventueel nog niet afgeloste schuld. Zolang de schuld niet is afgelost, dienen de aandelen als onderpand.

Een van de bedenkers was Piet Bloemink, de oprichter van Legio Lease. In 1995 en 1996 verkocht hij het bedrijf in etappes aan Bank Labouchère.

Beschrijving[bewerken | brontekst bewerken]

Hoewel de details van de door diverse partijen aangeboden constructies enigszins verschillend waren, waren de hoofdlijnen de volgende:

  • Een belegger leent geld van de financiële instelling, voor een vooraf afgesproken periode, en betaalt daarover rente.
  • Met dit geld worden aandelen gekocht, volgens een vooraf afgesproken formule, bijvoorbeeld "conform de AEX-index" of "20% in ieder van de volgende 5 ondernemingen".
  • Twee varianten:
    • Restschuldproduct: gedurende de looptijd wordt slechts rente betaald; aan het eind van de looptijd worden de aandelen verkocht; uit de opbrengst wordt de lening afgelost, het restant wordt uitgekeerd; als de opbrengst onvoldoende is ontstaat een restschuld.
    • Aflossingsproduct: gedurende de looptijd wordt rente betaald en ook afgelost; aan het eind wordt de hele opbrengst van de aandelen uitgekeerd.
  • Soms betaalde de belegger beheerkosten aan de financiële instelling voor de aan- en verkooptransacties en het bewaren van de gekochte effecten. Soms was dit verwerkt in de rente.

Voor- en nadelen[bewerken | brontekst bewerken]

De aantrekkelijkheid van de aangeboden constructies is de omstandigheid dat indien het rendement op de aandelenportefeuille hoger is dan de rentevoet inclusief kosten, het rendement op de gedane betalingen nog hoger is dan het rendement op de aandelen. Deze hefboomwerking geldt ook bij een ongunstig resultaat: bij waardedaling van de aandelen worden bij een restschuldproduct niet alleen alle gedane betalingen verloren, maar blijft er ook nog een restschuld over, er moet dus aan het eind nog geld toe worden betaald.

Ook waren er fiscale voordelen zoals de aftrekbaarheid van de rente (ook als hierin alle kosten verwerkt waren) met daar tegenover het onbelast zijn van de waarde-aangroei van de aandelen, en de dividendvrijstelling. Successievelijk vervielen deze voordelen door veranderingen in de belastingwetgeving.

Aanbieders[bewerken | brontekst bewerken]

In de late jaren 90 van de 20e eeuw is dit product in Nederland op grote schaal door financiële instellingen verkocht. Financiële instellingen die actief bij de ontwikkeling en het aanbod van aandelenlease waren betrokken, zijn onder meer: Fortis (via dochter GroeiVermogen N.V.), Aegon (ook via dochters Bank Labouchere, Legio Lease en Spaarbeleg), Levob Bank, DSB Bank, OHRA Bank, Delta Lloyd en Nationale-Nederlanden.

Aandelenlease-affaire[bewerken | brontekst bewerken]

Door de algemene daling van de aandelenkoersen zijn veel deelnemers in de problemen gekomen. De aandelen waren minder waard geworden waardoor veel deelnemers met een grote restschuld zijn blijven zitten. Dit leidde tot de aandelenlease-affaire.

Na een uitspraak van de Hoge Raad bleken er in Nederland nog circa 300.000 gedupeerden te zijn, die wachten op een regeling.[1] Ook wordt in een deel van nog lopende rechtszaken betwist dat aandelen daadwerkelijk zijn aangekocht uit de beschikbaar gestelde kredietsommen. Een rapport van de Nederlandse overheidstoezichthouder, de AFM, leverde hiervoor in 2006 een eerste aanwijzing.

Het AFM-rapport van 9 november 2006 vermeldt als oordeel van de AFM dat de feitelijk verworven aandelen zijn geleverd, maar aankoop van die verworven / geleverde aandelen heeft de AFM niet kunnen vaststellen.

Volledige schadevergoeding[bewerken | brontekst bewerken]

Op 2 september 2016 bepaalde de Hoge Raad dat in geval de consument voorafgaand aan sluiten van de effectenleaseovereenkomst is geadviseerd door de aanbieder die daarvoor geen vergunning had op grond van de Wet toezicht effectenverkeer, of is geadviseerd door een tussenpersoon zonder een dergelijke vergunning, de aanbieder de volledige schade moet vergoeden, vermeerderd met de wettelijke rente.[2]Op 6 december 2022 kwam een tweede uitspraak van het gerechtshof in Den Bosch de slachtoffers verder tegemoet.[3]